
J
N^yti«
Ii '
1, i I
768
ziiidelijkc en ziiidvvestelijke zijden. Aan den linker-of vvesterkant
was cene kringvormige bergketen, de goenoeng Goembar, gelegen
(zoo heet eigenlijk haar noordelijke hoek, doch, bij gebrek
aan eenen algemeenen naam , heb ik denzelven aan de geheele
keten gegeven), welke zieh, met harén uitgetanden kam, insgelijks
in de noordwestelijke helling van den Sémeroe verloor; men peilt
het begin dezer keten in het noorden 50= ten westen 5 zij
loopt eerst in de rigting van het Téngger geborgte naar het
noorden, vervolgens naar het oosten en maakt op die wijze
een halven kring om den Garoe uii.
De bovenste rand van deze bergketen was scherp, daalde
naar de binnenzijde steil benedenwaarts en vormde op die wijze
een wand , weiks hollé írontvlakte naar den kegel was toegekeerd.
Tnsschen dezen wand en den voet des Garoe bleef een tamelijk
breede, vlakke dalgrond liggen, welke, in dezelfde rigting,
in een halven kring om den Garoe heenliep; van het
hoogste gedeelte van dezen dalgrond, aan den noord ten oostelijken
voet van onzen kegel, hep dezelve eerst naar het noorden
10= ten westen, daarop noordwaarts, vervolgens noordoost-
Avaarts en ten lautste oostwaarts gedurig dieper naar beneden;
in deze rigting werd hij door eene kleine beekkloof doorsneden.
Terwijl alie hoogten, welke dit liefelijke dal omsloten, met
woudgeboomte, voornamelijk met Gasuarina's gekroond waren,
vertoonde zieh de dalgrond zelf, slechts door een paar enkele
boomen dier soort beschadnwd, in den liefelijken tooi van een
groenachtig grijs gekleurd grasveld; in de diepste eenzaamheid,
voor het oog van alie stervelingen verborgen, zelfs aan de
Javanen onbekend, strekt zieh dit sehoone hoogdal, — welks
koud klimaat voor de Europeers zeer geschikt zou zijn, —
aanlokkend uit, en levert ongetwijfeld den gemakkelijksten
en aangenaamsten weg om den Sémeroe te beklimmen.
Wie kan na het lezen dezer beschrijving, hoe kort en gebrekkig
dezelve ook möge zijn, nog betwijfelen, dat gindsche Garoe
een ernptie kegel, — de Goembar de voormalige ringmnur
ende dalgrond, tussehen beiden gelegen, de voormahge kraterbodem
was, uit welks zuidelijken hoek, ten gevolge van
769
eene verplaatsing der vulkaanschacht, cerst later de Seineroe
oprees; niettegenstaande zijue hoogte, is hij tocli siechIs een
eruptie kegel, die zieh boven het niveau van den vobrmaligen
kraterbodem nil niets dan zand en lava-puinbrokken, louter
uitwerpselen, heeft opgehoopt!
Deze dalgrond kan in deszelfs hoogst gelegene Streek, in de
nabijheid van den Semeroe, niet minder dan 8,000 voet boven
de oppervlakte der zee verheven zijn; in zijn laagst gelegen
gedeelte zal zulks niet minder dan 7,500 voet bedragen. llet
noordelijke gedeelte van den goenoeng Goembar vereenigt zieh,
door middel van een zeer wijd uitgestrekten, zacht nitgeholden
tusschenzadel, met den zuidelijken ringmuur van den Tengger
(den goenoeng Ider-ider); van daar is het, dat men längs de
helling van den Her, voorbij het meer (ranoe) Koembolo gaande,
afdalen, vervolgens den Goembar beklimmen, dan weder längs
zijnen binnenwaarts gekeerden wand naar beneden, door den
vlakken, onafgebrokenen, allengskens oprijzenden dalgrond moet
' gaan, om zieh een weg naar den Semeroe te banen. Langs dezen
weg zal men op de gemakkelijkste wijze den Semeroe bereiken;
daarenboven treft men, längs denzelven gaande, drinkwater,
brandhout en andere voordeelen op eene grootere hoogte
dan elders aan. Op den open grasbodem van dit dal heeft men
den weg bijna overal gebaand voor zieh; de wouden der berghelling
bestaan grootendeels uit ver van elkander groeijende
Casuarina's, waar tusschen bijna geen kreupelhout wordt gevonden
en men zieh met gemak een pad kan banen; het dorre
gedeelte des kegels schijnt, aan deze zijdc, niet meer dan 1,S00
voet te bedragen; tot op die hoogte loopen de strepen met geboomte
tegen den kegel opwaarts. Aan de oostelijke zijde van
den Garoe schijnt de ringmuur, op een enkel stuk na, te ontbreken
en de helling van den Garoe tevens de oostelijke helling
van het buitenwaarts gekeerde gedeelte van het gebei-gte te zijn.')
1) Latere aanmerking. — Ter verduidelijking dezer topographisclio
bijzonderlieden en van de gedaante des Semeroe in het algemeeii,
sla men het oog op de nevensgaande profieleii:
SÍ!
•
• Mi- -••»
.i-i;
i
p