
, I !>
t i
I 2
fe
ft
Ii
Ü
'ß
930
inecrderc breedlc; aldaar is het, dat de weg voor de laatste
maal over de diep uitgeholde beekkloof loopt, om de huitenwaarts
gelegene vlakte, d. i. de noordelijke strandvlakte, bij
Sitoebòndo, binnen te treden. De laatste brug >) over het
kanaal der kali Sampéjan, dat door de band der natuur zelve
gevormd werd, is men nu overgegaan; in plaats der heuvelhellingen,
waardoor de vlakte ter wederzijde wordt begrensd,
waarop ter naauwernood een grasschentje van Alang-alang,
een verstrooid staand Emblica-boompje, of eene Melanthes-struik
wordt gevonden, welke eene grootere dorheid aanbieden dan
elke andere Streek op Java, breidt zieh hier ter wederzijde
eene even dorre, zandige, gloeijend heete vlakte uit.
Physiognomie der uiterlijke natuur van de
Bondowoso-vlakte.
Deze wordt, gelijk ovei'al in de zoo vruchtbare tropische
landen, hoofdzakelijk, zoo niet uitsluitend daargesteld door de
plantaardige bekleeding van den bodem; in het midden van
het dal, zoo ver de cultuur zieh uitstrekt, biedt de oppervlakte
des bodems nu eens den liefelijken aanblik van helder
groen gekleurde tapijten der sawa's aan en van dorpboschjes
uit vruchtboomen bestaande; even als kleine oasen, rondachtig
van omvang, liggen zij in gindsche velden verstrooid en
schitteren hunne geelachtig groene Kokos-toppen in de zon ; dan
weder ziet men koiEj tuinen met Dadap-boomen (Erythrinen), welke
met hunne beschermelingen in regelmatige, elkander kruisende
rijèn zijn aangeplant en wier dun en ondigt loofgewelf slechts
eene hgte, hier en daar afgebrokene schaduw op de piramidale,
glinsterde, donkergroen gekleurde gestalten der koffijboomen
werpt ; eiders weder ontwaart men kaneel-aanplantingen
die, even regelmalige rijen aanbiedende als de straks genoemden,
echter door geen geboomte, dat tusschen dezelven oprijst,
worden beschaduwd, raaar zieh onbedekt aan de gloeijende
zonnestralen blootstellen, welke door de spiegelgladde bladeren
Eene honten brug.
931
worden teruggekaatst; ofhet oog ziet Cochenille-Caclussen, die
hunne zonderlinge vormen onder lange rijen van bruinachtig
geel gekleurde stroodaken verbergen, terwijl de berghellingen
rondom de vlakte nog met het diepgroene kleed der oorspronkelijke
wouden zijn getooid. Slechts de wouden, welke de
benedenste gedeelten der hellingen bedekten, zijn op de meeste
plaatsen door de bijl geveld geworden; die gedeelten der
bergen, als: van den Saing, van den Ranoe en van het tusschenzadel,
hetwelk deze beiden met elkander vereenigt, waarop
slechts enkele verstrooid staande boomen of boomgroepen worden
aangetroffen, doen zieh aan het oog voor als lichtgroene grasmatten
van Alang, beneden de grenzen der sombere wouden,
die, hooger op, in het grijskleurige wolkendak overgaan.
Schilder achtige bergvormen worden slechts aan de hoogste
toppen waargenomen; in Rawon Figuur 2 ziet rnen eene
afteekening van het profiel van den Rawon. Slechts weinige
bergspitsen liggen zoo nabij Bondowoso, dat zij van die plaats
duidelijk kunnen waargenomen worden. Tot deze echter behoort
de goenoeng Saing (zie Ajang Figuur 6); westwaarts
namelijk, van den pasanggrahan ziet men twee steile spitsen,
als voorbergspitsen, op het benedenste gedeelte van de noordoostelijke
helling van den Ajang; met uitzondering van een
paar boschjes, zijn zij geheel kaal, meer geelachtig grijs dan
groen van kleur. Steil rijzen zij opwaarts uit de liefelijke cultuur
vlakte, welke, bedekt met eene aaneengeschakelde rij
van dorpboschjes, zieh van den pasanggrahan tot aan den voet
dier bergen uitstrekt.
Aan de andere zijde, aan de oostzijde van het dal, rust de
blik op de helling van den Rawon, waarheen de vlakte, die in
haar middengedeelte een zacht concaven vorm heeft, van lieverlede
oprijst, zonder dat deze overgang ergens door een
bepaalde grens wordt aangeduid; op het benedenste gedeelte
der helling van den Rawon rijzen twee kleine, stompe bergkegels
opwaarts, welke geheel en al ge'isoleerd staan en met
geene andere bergruggen vereenigd zijn; zij doen zieh aan het
oog voor als bergeilanden, die van rondsom door de overal
i
m
Ii
[i tv