
J<: I I
! ii
El !
810
lige Urtica slimulans (daön Bededor) eeii bolwerk vormt, iietwelk
mensch, noch dier dürft naderen, uithoofde der schrikkelijke
brand en pijn veroorzakende eigenschap dier plant.
Zoo leven deze menschen niet hunne huisdieren, waartoe
behalve buffels, paarden en geiten, slechts nog honden, kalten
en hoenders mögen gerekend worden, gelukkig in den
eenzamen, koelen uithoek ^fan dit gebergte, hetwelk zij voor
al de schatten van het diepland niet zouden verlaten.
Warme hronnen en rnofeten^ in den omtrek des Tengger
worden er, zoo ver mij is bekend geworden, geene gevonden.
Wat de klimatologie van den Tengger betreft, ten dezen
opzigte volgen hier voorloopig eenige opmerkingen. Naar de
stabile wärmte, 2 voetbeneden den beganen grond, is de middelbare
temperatuur te <5 Ngadisari, 6,015 voet boven de oppervlakte
der zee, = 63,5° Fahr., derhalve 19 graden lager
dan die van het noordelijke Strand van Java, alwaar dezelve 82,5°
Fahr, bedraagt. Dit geeft derhalve eene vermindering van eenen
graad Fahr, op elke 316 voet. Hier naär geoordeeld, zal de
temperatuur der zone van 5,000 voet: 66,7° bedragen en in
deze zone van 5 ä 6,000 voet is het, waarin de meeste dorpen
der oude, niet Mahomedaansche bevolking zijn gelegen,
welke derhalve eene jaarlijksche (zeer gelijkmatige en in de
verschillende maanden bijna onveranderlijke) temperatuur van
63,5° ä 66,7° Fahr, genieten. In deze zone is h e t , dat de meeste
aardappelen, kool- en uijenvelden liggen. Naar mijne psychrom'etrische
waarnemingen is de dampkring in dit gebergte drooger
dan in anderen, hetgeen ongetwijfeld wordt veroorzaakt door
den zandbodem, welke, boven de zone van 4,000 voet, behalve
met dorre grassoorten, voornamelijk slechts met verstrooid staande
Casuarina's begroeid is en in vergelijking van de bnitengewone
vochtigheid der oorspronkelijke loofwouden, welke op een vetten
bodeni groeijen, zeer droog mag genoemd worden. In October
bedroeg het psychrometrische verschil te Wonosari, des morgens
kort voor zonsopgang bij 9 tot 10,0° Reaum., afwisselend tusschen
1,5° en 2,5° en des middags, gedurende de grootste hitte,
ure, bij 17,0° ä 17,5° Reaum.
811
temperatuur der lucht, afwisselend van 4,5° ä 5,5° Reaumur. —
Bij een onbewolkten hemel bereikt het zandmeer (door de terugkaatsing)
een zeer hoogen warmtegraad; het is er alsdan verstikkend
heet en doet nu de oostewind, welke in de hoog gelegene
streken van Java bijna het gansche jaar door waait, i)
een aantal stofwolken al dwarrelend oprijzen, dan zou men zieh
in eene woestijn van Afrika verplaatst wanen; deze hoogc
temperatuur des daags (ten gevolge van den plateau-vorm en
de zandige hoedanigheid van den bodem) herstelt zieh echter
weder; de verkoeling van den dampkring is 's nachts des te
aanmerkelijker, zoodat bij helder M'eder de dauw in druppels
van de Casuarina's valt. Naar mij door de bewoners van den
Tengger werd verzekerd, regent het aldaar minder dan in de
andere met wouclen bedekte gebergten; in het algemeen genomen
onderscheidt zieh het gansche oostelijke gedeelte van
Java door meerdere droogte van de zeer regenaehtige Sundalanden.
(Terwijl in Sunda de koffij, welke te droogen lag, door
den aanhoudenden regen bedierf, klaagde men in Oost-Java,
voornamelijk Van Kediri af, algemeen over droogte en dorheid.)
Wij bezitten derhalve in den goenoeng Tengger, onder de
gematigde streken van Java boven 4,000 voet, een derdroogste
gebergten, alwaar voor ongeveer 20 jaren de wijnbouw met
goed gevolg is beproefd geworden; jammer is het, dat het
verblijf aldaar wordt veronaangenaamd door het zand en het
stof, hetwelk zelfs door de kleederen heendringt en wijders
door gebrek aan drinkwater, dewijl hetzelve, gedurende de
drooge maanden, door de beddingen der beken wegsijpelt.
Latere aanmerking. -— Bijna altijd is de stabile temperatuur, welke
men reeds 2 voet beneden den beganen grond aantreft, — die ik in
2 a 3 voet diepe, naauwe gaten waarnam, door middel van thermometers,
waarvan de bei rondom met wasis voorzien , •—gelijkaan den
gemiddelden warmtegraad van hetzelfde oord, en welke aan het noor-
') Zelfs dan waiineer in het diepland de west-moesäou heersclit; men ontwaart dezen
lieerschenden luchtstrooin uit het oosten aan de rigting, waarin de dampen der
Vulkanen worden voortgestuwd, als b. v. van den Bromo, Merapi, Slamat, G6de, die
ik godiirende vele jaren heb waargenomen.
i i
5
^ A
il