
' TS
" ' 1 1
"f
'
t|. - -ii ,
i 'i^il
txr
eikcii, vvaurlusscheu op vele plaalsen Polyosma ilicifolium Bi.
wert! aaiig-elroffen, tervvijl het krcupelhout iiieerendeels uit
Rubus- en Strobilanlhcs-soorten beslond. Hoog opgeschotene eu
verscheidcnc andere, körte grassoorteii, en tusschen dezelven
viooltjCS (Viola pilosa), Plantago-soorten en andere kruidcn ovcrdekten
den bodem.
Toen wij onzen togt over het bergjuk ongeveer ler helftc
liadden afgelegd, zagen wij regts van ons op den bodem van het
dal eene wijduitgestrekte grasvlakte, welke door geen geboomte
beschaduwd, zieh door hare lichtgroene kleur des te duidelijker
van de omringende donkere wouden onderscheidde; di'ie kwartier
uurs besteedden wij met het klauteren over het juk,
waarvan de smalste en steilste gedeelten tusschen zulke dicpe
algronden heenliepen, dat elk verwijl met gevaar vergezeld ging,
alvorens wij op een breeder en meer effen gedeelte aankwamen.
In de nabijheid van den voet des Pingkang werd het bergjuk
allengskens vlakker, en ging het aldaar onmerkbaar over in
den bodem van het dal. Wij namen onzen weg links van het
bergjuk en zetteden dien, in eene meer westelijke rigting dan
vroeger, door het dal voort, hetwelk met eene zachte glooijing
benedenwaarts hep; ten 2'/2 nre bereikten wij het laagste punt
van het dal, hetwelk tusschen den Kendeng en den, Pingkang
is gelegen, aan welks voet eene kleine beek, de kah Pitjoro,
in eene tamelijk diepe kloof tusschen welig woudgeboomte naar
het zuiden vloeit. Duidelijk scheen het ons toe, dat wij ons hier
in de nabijheid van de plaats bcvonden, alwaar de beek ontspringt
en hare kloof een aanvang neemt, en dat beiden op een geringen
afstand noordwaarts van het door ons gevolgde päd lagen;
Nadat wij te dezer plaatse eene barometer-waarneming gedaan en
onze bamboespijpen met water gevuld hadden, zetteden-wij, na
een kort oponthoud, onzen togt voort. De hoogte van dit pmit
bedraagt 6,210 voet. De bodem der kloof ligt derhalve, in dit
gedeelte van het tusschenjuk, 600 voet beneden den Tjraioro kendeng;
meer ter zijde van ons standpunt, of verder benedenwaarts
van het bergjuk, daalt de kloof.veel dieper dan hier het geval
is, ja, waarschijnlijk is het, dat haar bodem aldaai- 1,000 voet
1073
lager is dan de ter wederzijde oprijzcnde wanden. van den
Pingkang en van den Tjémoro kéndéng.
Alvorens wij de Pitjoro bereikten, kwamen wij door eene
Streek, vervuld met een renk van zwavelwater-stofgas; niettegenstaande
de aangewende pogingen, konden wij niets anders
ontdekken dan eenige kale plaatsen en geringe verzakkingen
aan de zijwanden eener uithoUing van het terrein, welker
witachtige kleur, door het groene loof van het geboomte zigtbaar
was. Het waren verbleekte aard- en rotsmassa's, die,
uithoofde zure ^ dampen in vroegeren tijd hare werking op
dezelven hadden uitgeoefend, (dit is althans waarschijnlijk),
thans geheel en al verweerd waren en den reuk van zwavelwater
stofgas verbreidden, welken wij hier gewaar werden. Hij
vervulde het woud wijd en zijd, zonder dat zieh ergens eenig
spoor van opstijgende dampen liet waarnemen. Deze witachtige
plekken worden zuidoostwaarts van den voet des Pingkang
gevonden.
De regteroever der beek verhief zieh aanvankelijk steil, ongeveer
ter hoogte van een honderdtal voeten, en ging vervolgens
over in eene grasvlakte, welke in de rigting van het westen
en noordwesten met zulk eene zachte glooijing, zoo van lieverlede
naar de Pingkang-keten oprees, dat men in de veronderstelling
zou hebben kunnen verkeeren, dat men zieh op een
zacht hellend plateau bevond; bij het voortgaan het het zieh
ter naauwernood bespeuren, dat wij längs de helling eener
bergketen opwaarts klommen. Wolkennevel, waardoor wij ons
herhaaldelijk omringd zagen, en nevelregens, die zacht, maar
voortdurend op ons nederstroomden, gaven nog meer waarschijnlijkheid
aan dit schijnbedrog, waardoor tevens ons uitzigt
geheel ,en al werd benomen; slechts door middel der compasrigtingen,
in welke onze weg voorthep, en welke ik steeds
naauwkeurig had genoteerd, was het mij later mogelijk tc
bepalen, dat wij de Pingkang-keten zuidwaarts van hären
hoogsten top waren overgegaan. ')
Í Ei ; •'ti
•) Ik moet verklären, dat ilil gedeelte mijner beselirijving eeuigziiis duisler is;