
• r ..
P f
- ¥
1312
bron gevonden, welke in eene moerassige Streek uit een zwarlachtig
grijzen, stinkenden modder entspringt. Het water is niet
te wann om er zieh in te baden, en heeft renk noch smaak.
De bron is gelegen tusschen de dorpen Tangkolot en Pitjoeng,
ongeveer ter halver lengte ^an het dal, dat zieh uitstrekt van
Soekaboemi tot aan de Wijnkoopsbaai.
d7. Preanger. Warme bron in de nabijheid van het
dorp Dadap, distrikt Djampang koelon, regentsehap Tjandjoer.
Aan den voet van denzelfden brenkrand van het neptunische
gebergte, waaraan de vorige bron ontspringt, doch verder
benedenwaarts in het dal, digter bij de monding der tji Mandiri
in de Wijnkoopsbaai, is het, dat deze bron wordt gevonden,
namelijk, in een nevendal, waardoor de tji Dadap stroomt en
wel aan de lioker- of zuidoostelijke zijde der tji Mandiri. Wanneer
men het dorp Dadap verlaat en den loop der beek van
gelijken naam hooger op, dat is, oost-zuidoostwaarts volgt, dan
bereikt men, na eene wandeling van een groot half nur, de
plaats, alwaar, in een eng als eene bergspieet gevormd dal,
de bron opwelt; deze plaats ligt aan den linkeroever der beek.
Het water heeft reuk, nodi snaaak; de temperatuur van het
water der beek bedroeg, des morgens ten 7 ure (op den 9'''="
November, 1847), 19,6 en die van het bronwater 39,0° R.
Dampend heet weit het water met kracht en in eene groote
hoeveelheid op uit de kalksteenrots en komt uit eene opening
te voorschijn, die iets lager ligt dan het niveau der beek; de
bron ontspringt derhalve ten deele onder den Spiegel van het
water der beek, waarmede het zieh onmiddellijk vermengt. De
kalkrots bezit eene verhoogde temperatuur en schijnt eene afzonderlijke
schots te zijn, welke aan hare oostelijke zijde, dat
is stroomopwaarts, met een los, zandsteenachtig conglomeraat
is bedekt, hetwelk onder een hoek van ongeveer 45 graden
naar het noordoosten schijnt te hellen. De kalksteen is met
onregelmatig loopende, diepe spleten doorgroefd, is digt, witachtig
van kleur, zeer hard en geeft een helderen klanli, wanneer
er met den hamer op geslagen wordt; hij is doortrokken
met eene menigte kwartsaderen, ten deele verkiezeld en aan
1313
zijne oppervlakte op vele plaatsen met liobbelige, gekroesde
kwarts- en chalcedoonachtige massa's bezet, welke als de uitstekende
einden der aderen (gangen), die door het gesteente
loopen, moeten beschouwd worden. De kalk bevat eene groote
hoeveelheid ijzerkies, dat zieh vooral in de nabijheid en aan
de wanden der spleten vertoont, niettegenstaande nog enkele
petrefacten in de kalkmassa te onderscheiden zijn: L. no 560, 561.
Hier, waar de verklaring van het verschijnsel zoo duidelijk is,
laat zieh met grond vermoeden, dat de kalksteen door het heete
water der bron, hetwelk door zijne spleten heendringt, is verkiezeld,
hoewel de bestanddeelen van hetzelve niet zijn onderzocht.
d8. Preanger. Warme bron aan de iji Madja., in het
distrikt Soenjawenang van het regentsehap Tjandjoer. Zij ligt S'/i
paal boven de plaats, alwaar de genoemde beek in de zee uitwatert,
welke monding 6 palen westwaarts van Palaboean ratoe,
aan den noordelijken oever der Wijnkoopsbaai, wordt gevonden.
Het water is heet en verspreidt een reuk van zwavel in het
rond. [Mandel.)
Ik vermoed, dat deze «bron nabij de tji Madja,» waaromtrent
mij berigten door Javanen waren medegedeeld, dezelfde
beek is, welke hären oorsprong neemt in het groote bekken van
heete brennen, beschreven door/iT. Hasskarl, i) De genoemde
waarnemer zegt uitdrukkelijk, dat de heete beek, welke uit de
bron ontspringt, zieh vereenigt met de koude beek (tji) Soekaramé,
die zieh op hare beurt ontlast in de tji Madja en, nabij
hare monding in de laatstgenoemde rivier, paal beneden de
bron bij eene breedte van 36 à 38 voet, nog eene wärmte van
30,6° R. of 101,0° F. heeft. Van den berg Ahmoen, die zieh
noordwaarts van de Wijnkoopsbaai verheft, ging de heer Hasskarl
in eene westelijke rigting naar de grenzen van Bantam, op
welken weg hij de heete beek aantrof. Haren loop stroomopwaarts
volgende, kwam hij ter hoogte van 7 à 800 voet aan
eene plaats, welke de Javanen kawah, d. i., krater noemden:
') „Soemedang, op de grens van het distrikt Lebalt, in de residentie Bautaii
het Tijdsch. voor Neerl, Indie, jaarg, 4 (1842), bladz. 126.
Illili>
Í 1