
• ^ill
f .
1' VIS
t' .
fi f
ilM
I f l
• ! < r i ^
is tlcze bci'g, bcnevcns de Kiui baloe op Borneo, de hoogste
van den ganschen Indischen archipel. In Maarl en in Junij,
1842, zag ik hevhaaldehjk groote rookzuilen uit den krater
opstijgen, welke veel overeenkomst hadden met die, welke de
Semeroe op Java uitbraakt; hij bereikt ten rainstc eene gelijke
hoogte als laatstgenoenide berg.
14. Eea anonyme, steile, kegelvormige vulkaan, vergelijk Battal.
bladz. 12, Figuur 6, in de binnenlanden van Ipoe en Mokomoko;
len jare 1842 zag ik eene rookzuil uit dezen berg opstijgen.
15. De zoogenaamde berg van Benkoelen, gelegen op 3° 26'
zuider breedte; zie Battal. bladz. 11, Figuur 5; hij wordt
geschat op eene hoogte van 9,b00 voet.
16. Ben anonyme, zeer zacht glooijende kegel, gelegen op 3° 38'
zuider breedte.
17. GOENOENG DEMPO.
Een vulkaan met dampenden krater, gelegen in de binnenlanden
van Benkoelen, welken ik op eene hoogte schattede van
10,000 voet (verg. Battal. bladz. 10, Figuur 3). In de «Malayan
Miscellanies» i) komt een verhaal voor van het beklimmen van
dezen berg door Presgrave, ten jare 1818 gedaan, van wien
insgelijks melding wordt gemaakt in de «Memoirs of the late
Sir Stamford Raffles,» enz. Nadat deze reiziger zieh door de
oorspronkelijke wouden had heengeworsteld en in de hoogere
zonen des bergs was aangekomen, trof hij aldaar de sporen
aan van hevige uitbarstingen, welke de berg slechts korten
tijd te voren had ondergaan. De wouden waren vernield, de
bergtop was grootendeels kaal en dor, en slechts hier en daar
verhief zieh nog de stomp van een afgebrokenen of halfverbranden
boomstam. Moeijelijkheden, welke het terrein opleverde,
benevens vermoeijenis en vrees, die de bijgeloovige inlanders
bezielde, verhinderden den reiziger den top des bergs te
bereiken. Destijds, namelijk, in 1818, hadden niet minder dan
iwiniig (jodcn (Dewa's) den top des Dempo tot hunnen zetel
gekozen, wier namcn door Presgrave, vol gens opgave der inlan-
Vol, 1—2 , published at the Sumatr<an Mission press at Bencoolen, 1820—22.
i^ifi J '."f
1245
ders van af no 1. Toean Djoendjongan Allah tot aan no 20:
Toean Schaik Ali Djoedin, opgeschreven en ter aangehaalde
plaats zijn medegedeeld geworden.
18. GOENOENG I'ANJONG.
Of Poejong; zie Battal. bladz. 9, Figuur 2; hij is gelegen op
5° zuider breedte en ongeveer 6,000 voet hoog.
19. KEIZERS-PIEK.
Zie Battal. bladz. 9, Figuur 1; hij bereikt eene hoogte van
51/2 ä 6,000 voet en is gelegen in de Larapongs op 10' zuider
breedte.
20. TOEBOAN-PIEK.
Ophet eiland Toeboan, in de Samangka-baai; hij wordt insgelijks
Keizers-piek geheeten, zie Battal. bladz. 9.
21. PIEK OP IIET EILAND BESI.
Of Tjibesi, in de straat Soenda; zie Battal. I. bladz. 5 en Java,
II''« afd. bladz. 6, Fig. b.
Op de straat Soenda, welke als een groot dwarsdal, —
dat in het midden 3 ä 500 voet beneden den spiegel des
oceaans is gedaald, — de eilanden Sumatra en Java van elkander
Scheidt, volgt eene rij van vuIkanen, welke niet gelijk die
van Sumatra van het noordwesten naar het zuidoosten maar
van het west ten noorden naar het oost ten zuiden zijn gerigt;
uit deze plotseling veranderde rigting schijnt met grond
te mögen worden opgemaakt, dat zij eene afzonderlijke rij van
Vulkanen vormen, welke waarschijnlijk in een ander en dat
wel iets later tijdperk dan de vroeger genoemden zijn ontstaan.
Dat het dezen goden aldaar tamelijk \Yel schijnt te bevallen, zou men hieruit
afleiden, dat zij 21 jaren later nog gcone aanstalten hadden gemaakt om den bergtop
te vorlaten. Want de hcer J . W. Boers berigt ons, ten jare 1839, in zijne verhandedeling
over de Pasoomah-landen (zie Tijdschr. v. N eM. Indie, 2<le jaarg. bladz.
576—577), zondor daarbij eenige melding te maken van do Malayan Miscellanies,
dat twintig goden op den gocnoeng Dempo wonen, en do namcn dier goden komon
van n" 1 af tot aan n" 20 hlterlijk en volkomen ovoreen motdie,wclkc door Presgrave
zijn medcgedecld gewordcn,
7!)
"SI