
552
daglicht reeds door de rcten mijner hut zag dringen! Opspringen,
snel naar mijne instrumenten ijlen, dit alles was het werk
van een oogenblik; mijne vrees bleek echter ongegrond te zijn:
de zon was nog beneden den horizon en slechts ter naauwernood
was ik in staat de getallen op de schaal van de thermometers
te onderscheiden. Temperatuur: 45,5° Fahr. (5,0° R.) en de
vaste temperatuur onder de oppervlakte van den bodem = 52,5°
Fahr. (Mijn theodoliet had ik reeds den (vorigen avond gesteld
en door een daartoe ingerigte overtrek voor den invloed van het
weder beschul.) Groot was mijne vreugde; alle toppen van
verre en , van nabij waren zigtbaar, de gansche hemel was
volkomen helder, en met eene soort van innerlijk genoegen
zag ik de zon aan den horizon naderen; de eene waarneming
naar de andere werd gemaakt, totdat ook zij aan den horizon
werd gepeild!
Groot was het aantal bergtoppen; ik was derhalve genoodzaakt
spoed te maken, want niets was zekerder dan dat het
geheele wolkenmeer, hetwelk thans verre beneden mij over het
läge land uitgestrekt lag, bij het klimmen der zon, ook hooger
stijgen en alsdan alle bergtoppen zou omhullen!
Het gezigt op dit wolkenmeer (dat thans nog veel dieper lag
dan gisteren avond) bezat iets zeer eigendommelijks en mögt
grootsch geheeten worden. Door de zon besehenen, deed het
zieh sneeuwwit aan het oog voor; de oppervlakte geleek een
veld met vlokkige sneeuw bedekt, welke zieh tot louter afzonderlijke
golfvormige massa's zamenpakte. Zoo strekte het zieh
op verren afstand uit en omringde ook, gelijk eene werkelijke
zee hare eilanden omgeeft, de kegelbergen Tjerimai en Tegal.
De gansche uitgestrektheid van het landschap Soekapoera, tot
aan de zuidkust toe, lag onder hetzelve verborgen, even als de
dalgrond van Garoet, welke slechts door eenige spleten naar
boven. schemerde.
Mijne reisgenooten, die insgelijks reeds op de been waren,
aanschouwden met niet minder bewondering dan ik dit overigens
op Java zoo gewone verschijnsel. Wij dachten aan de onder dit
wolkendak zieh bevindende menschen, die, als de visschen in
het water, — (en, wel te verstaan, even als wij gisteren op
Tjikoewiwi), zicli zeer natuurlijk verbeelden, dat het overal even
somber is als onder het wolkendak, naar welks benedenste vlak
zij de oogen opslaan en niet bedenken, dat het slechts eene
dunne laag is, boven welke het zoowel in den luchtoceaan als
op de gebergten, welke deze hoogte bereiken, volkomen helder
is. De aan groote afwissehng onderhevige hoogte dezer wolkenlaag,
welke afhangt van den moesson, van de hoogte der Streek
boven de oppervlakte der zee, van den rijkdom of van het
gémis aan wouden (en de daarmede in verband staande meerdere
of mindere dampvorming, namelijk, van de vochtigheid in het
algemeen) en bovenal van den graad van koude, welke de lucht
door nachtelijke bekoeling verkrijgt, — was thans ongeveer
tusschen 3,000 en 4,500 voet.
Reeds ten 7 ure kwam er duidelijk beweging in dit wolkenmeer,
eu van 8 ure af zag men dat het gedurig hooger steeg;
eerst omhulde hetzelve de lager, vervolgens de hooger gelegen
toppen; in gelijke mate werd het dieper liggend land (het vlakke
hoogland) van wölken bevrijd, namelijk, ook het dal van Garoet,
welks Kokos-boschjes (dorpen), rijstvelden, kronkelende rivieren
(tji Manoek) en hefelijke meren (Bagindit en Sitoe randjeng)
door gedurig grooter wordende vensters uit de diepte naar ons
opzagen. Hierdoor werd het mij mogelijk peilingen naar de
laag gelegen streken te nemen. Het wolkendak verdeelde zieh
gedurig meer en meer in enkele wölken; zij vereenigden
zieh, al hooger stijgende en het läge land voor het oog ontblootende,
voortdurend nader om de bergspitsen, aan welke
thans (gedurende den loop des daags) de beurt lag om door
wölken omhuld te worden, en van welker toppen reeds ten
9 ure nog slechts die weinigen zigtbaar waren, welke zieh
boven de 7,000 voet verheiTen. Op die wijze herhaalt zieh, —
door de kracht van het leven opwekkende agens, van de
zon, in beweging gebragt, — van den nacht op den dag en
van den dag op den nacht het klimmende en dalende spei van
den in damp, nevel, wölken en daauw herschapen waterdruppel,
welks gcdaanteveranderingen (waarvan de vruchtbaarheid of