
i \
3
fr
i;
i
''i
It •
Ii
f ip(
I
I ' ;
.. i
•
1196
l.cid aan cle wocsto, doch indriikwckkendo schoonheid dozer
Streek wordt bijgezet.
Ten 11 urc bereikten wij het uiteiiidc van het dal en kwanien
in een tweeden, iets lager gelegenen bergketel aan, ..elke
zieh hier voor ons opende. Tot nu toe hadden wij onzen weg
steeds voortgezet in de duistere schaduwen der wouden welke
ons omringden. Vöör ons uit ontwaardden wij door het dunner
wordend bladerengewelf, in een zachtglooijend dal, het dorpje
Ngantang, benevens de Kokos-pahnen en sawa-terrassen, welke
hetzehe omringen. Vriendelijk laehte ons dit dorpje tegen, di
kleine, rijk bebouwde oord, dat eenzaam en verseholen ligt
tnssehen hoog opr.jzende, met wouden bedekte bergen De
tropische pracht zijner palm-boschjes, het gastvnje uiterhjk van
ziin pasanggrahan seheen ons uit deze wildernis, overschaduwd
door het bladerengewelf der omringende bosschen, des te aanlokkender
toe, dewijl graauwkleurige regenwolken z.ch boven
onze hoofden zamenpakten; de gansche hemel werd met zwarte
w ö l k e n overtogen, ratelend liet zieh de stem des donders vernemen
en enkcle bliksemschichten schoten her- en derwaarts en
verhchtten flikkerend het -pad, 't welk wij moesten volgen.
Onder dergelijke voorteekenen van een naderend onweder
bereikten wij ten 12 ure den pasanggrahan, alwaar wij met
den klank des gamäan werden begroet, die daar bmten, onder
den vrijen hemel, werd begeleid door een oorverdoovend eoncert
van wolkenmuziek en regengekletter, dat tot aan den avond
voortdurend bleef aanhouden. Het gure weder deed ons al het
voortreffehjke van een goed dak en eene goede kamer des te
hooger waarderen, en hoe harder de storm daar bmten loeide
met des te aangenamer gevoel zetteden wij ons aan den welvoorzienen
disch.
Eigenaardig mag het uitzigt genoemd worden, dat men
van Ngantang op de noord-noordoost- en noordoostehjke zijde
des goenoeng Keloet geniet; ^ hij doet zieh van daar voor
in de gedaante voorgesteld in Keloet Figuur 5, namehjk,
' ) E r w o r tU immer vevondersteld, dat de wordt gezien in de opgegevenerigting.
i t
•iiiMitiiii
m
1197
J .
met diepe kloven en spielen doorploegd; c. is zijn hoogst
gelegene oostelijke, d. zijn noordelijke top. Zijn oostelijke voet
vereenigt zieh met den westelijken voet des Kawi door middel
van een met wouden bedekten tusschenzadel, die over eene
zeer groote uitgestrektheid eene uiterst zachte glooijing bezit
en in zijn middengedeelte volkomen vlak is; het laagste gedeelte
van dezen tusschenzadel, waar, in deszelfs midden, het paspunt
van den weg naar WMingin gelegen is, wordt van hier
regtstreeks in het zniden gezien. Het schijnt, dat dit punt
op eene gelijke hoogte ligt als Ngantang, namelijk, 1,850 voet
boven den spiegel der zee. Geene der omliggende bewoonde
plaatsen is zoo nabij den goenoeng lieloet, d. i. nabij zijn
noordoostelijkeii voet, als Ngantang, van waar men den top des
bergs, welke slechts 3,000 voet hooger rijst, het gemakkelijkst
kan beklimmen. Echter was zulks nog nimmer door geen
Javaan beproefd geworden. Slechts eene kloof Scheidt het kleine
Ngantang-plateau van den voet des bergs, namelijk, de kloof der
kali Konto, welke dwars door het zuidelijke, iets lager gelegene
gedeelte der Ngantang-vlak te naar het westen vliet en digt
längs den noordoostelijken en noordelijken voet des Keloet
stroomt. Deze voet des bergs is geheel en al met wouden bedekt
en rijst allengs naar de helling opwaarts. De vlaktQ van
Ngantang wordt derhalve ten zuidwesten en ten zuiden begrensd
door den Keloet en den vlakken zadel, gelegen tusschen den
Keloet en den Kawi; ten noordoosten door het westelijke uiteinde
der Andjosmoro-keten, goenoeng Selondo geheeten, en
ten oosten en ten zuidoosten door een dwarsjuk des Selondo,
dat in de rigting van het noordoosten naar het zuidwesten nederdaalt
en hetgeen wij als de westelijke helft van het gesplitsle
Indorowäti-juk mögen beschouwen, waardoor Ngantang van liet
hoogland van Bakir wordt gescheiden; wij zullen het de Ngantang
ke ten noemen. Dit juk vangt aan m het noordoosten; zijn
hoogste top, goenoeng Koekoesan geheeten, wordt gepeild in
noorden 65°i/2 ten oosten, en rijst misschien 700 voet hooger
dan Ngantang; andere bergtoppen dezer keten heeten: goenoeng
Pekatong, g. Kambai. Van dit punt loopt de keten in eene
f,\ s l
^ I
f