
'i .;
Vf
550
behalve den zuidvvestelijken voorsprong, ziet men nog andere kleine,
efTen gemaakte terrassen en wijders, zoo wel op dezen als op
den hoogsten top, verscheidene regelmatig gevormde, 3 ä 4 voet
diepe Vierkante gaten, welke ongeveer even breed als lang
zijn, derlialve een kubieken vorm hebben, welker bestemming
wij echter niet konden raden. (De Regent van Garoet is van
oordeel, dat vrome voorvaderen in deze gaten hunne gebeden
hebben verrigt.) Gehouwen steenen, grafteekenen zijn hier niet
aanwezig.
Bij onze aankomst hing, boven den top des bergs, eene nijdige
wolkenkap, die, uilboofde het doodstil was, lang ter zelfder
plaatse bleef hangen. Na 4 ure schemerde he teerst in het zenith
de blaauwe hemel door dezelve heen, heldcre vensters ontstonden
weldra in den wolkennevel, in het zenith werd de blaauwe
ruimte immer grooter en naar mate de dagtoorts nader ten ondergang
neigde, des te lager daalden de wölken rondom ons
neder, pakten zij zieh gedurig digter en torens Jioog te zamen,
tot dat körte oogenblilcken na het ondergaan der zon alle sterren
in het uitspansel fonkelden!
Hoewel te gelijk met deze vermeerderende helderheid der
lucht tevens de koude toenam, zoo drongen echter ook vele
nieuwsgierige Javanen aan den rand der kruin om ons heen,
ten einde het uitzigt van daar, benevens het schouAvspel der
nederdalende wölken, hetwelk inderdaad majestueus mögt genoemd
worden, te genieten! Naar gelang de zon den horizon
meer naderde, namen de hoogere luehtlagen in helderheid toe,
drongen alle dampen zieh meer tot bepaalde massa's te zamen,
verkregen zij een vorm; de wölken (welke nu voortdnrend die
warrntestof meer en meer verloren, waai-door zij in een verdunden
of uitgezetten staat Avorden gehoiiden) werden zwaarder, zonken
lager neder en omgaven eindelijk den top, vvaarop wij ons
bevonden, als een bolwerk, dat, beneden aan de helling, zieh
heen en weerbewoog en op een grooteren afstandhet beeld van
eene onstnimige, in baren golvende zee voorstelde, waarboven
zieh, als eilanden in den oceaan, de bergtoppen verhieven.
Donkergroen kwamen zij op de })]ankgekleurde wölken uit als
oi)gezettc massa's op een sneeuwveld. Zoodanig stelden zieh bijna
alle bergtoppen der Preangei'-Ilegentschappen aan het oog voor,
van den GMe, in de nabijheid van Tjandjoer, tot aan den ver
verwijderden Slamat, bij Tegal. Door de spleten der wölken vertoonde
zieh hier en daar den dalbodem van Garoet, als een
donker venster in een helder dak. Heeds v6ör geruimen tijd
waren de zonnestralen van zijne rijstvelden geweken en diepe
avondschadnwenbedekten zijne beemden, terwijl de eerbiedwekkende
kruin van den Slamat nog lang in het avondi-ood gloeide!
Op hem was ons aller oog gevestigd, als op het beeld eener verwijderde
hoop; wij zwegenstil, want de natuur spraA;. Zij sprak
en zong haar verheven loflied, totdat ook zijn gloed werd uitgedoofd
en de donkere schaduwen van den nacht zieh over het wolkenmeer
uitspreidden.
„Doch gehen wir, ergraut ist schon die Welt,"
.,Die Luft gekühlt, der Nebel fällt."
De temperatuur was nu tot op 49° Fahr, gedaald; de koude
nam voortdnrend toe en wij zochten nu de verkwikkende nabijheid
van het vuur, alwaar wij door vrolijk gekout den tijd
trachtten te körten.
Des avonds tegen 10 ure omhulde zieh de top met een dünnen
wolkenkrans, waaruit zieh bij eene volkomene windstilte, hoe
ligt die mist ook mögt zijn, echter altijd eene fijne, nevelig
regenaehtige nederploffing ontlastte, Avelke door de opgeslagene
hutten drong en alles doornat maakte. Een gedeelte van den nacht
bragt ik op mijne kussens zittende en wakende door; twee kaarsen
gevatin opengespleten boomtakken, die in den grond waren gestoken,
verschaften mij het benoodigde licht om deze opmerkingen
metpotlood in mijn dagboek op te teekenen. Eerstomtrent middernacht
fonkelden de sterren weder op nieuw in den hemel; de
wind bleef voortdurend liggen; alles rondom ons was doodstil;
luide hoorde ik de gelukkige slapers beneden mij; — goeden
nacht!
Wie zal mijne ontzetting schilderen, toeii ik, den volgenden
morgen (den 14''™ Augustus), bij mijn ontwaken het heldere