
JI i'
ANolken had gezien. Eeno gcheel gcisoleerd staaiide, loodrcgt
afdalcndc rotszuil, welke aan deszelfs noord-noordoostclijken
voct wordt aangetroffen, beveel ik aaia de opmerkzaamheid
Vau latere rcizigers. Zij verlieft zieh bijna gelieel afgezonderd
van andere bergmassa's.
Gedurende de laatste helft van mijne heden afgelegde reis
bereikte niijn oog het Strand niet weder. De alluviaalvlakle
tusschen Tegal en Pekalongan is zeer breed en bijna in hare
gansche nitgestrektheid met sawa's bedekt, die alle sporen van
wildernis hebben doen verdwijnen en op welker licht groene
oppervlakle de dorpen, met hunne duizenden van ICokos-palmen
verstrooid liggen. Te Pekalongan ontwaarde ik allerwege de
bewijzen van de ijverigste werkzaamheid ter verfraaijing der
residentie en ter voltooijing van versehillende werken; honderden
van arbeiders zag ik bijna aan alle moerassen of slooten ,
welke door den weg worden doorsneden, bezig hier om nieuwe
bruggen te bouwen, ginds om den weg zelven te verbeteren.
Allen verblijdende teekenen dat dit schoone eiland in zijne
ontwikkeling voortdurend vooruitgaat.
Op den 20 Augustus werd de reis van Pekalongan tot aan
Samarang, tusschen 6 en os/, ure (voortdurend op een aanmerkelijken
afstand van het Strand, dat niet binnen het bereik van
het oog ligt), voortgezet. Ik zal echter niet treden in eene
beschrijving dezer streken (welke reeds op eene andere plaats
geleverd werd) en bepaal mij tot het mededeelen van afzonderlijke
opmerkingen, ten opzigte dezer gansche reis van
Pekalongan tot aan Kediri, welke even als die van Cheribon
tot aan deze plaats in groote haast werd afgelegd.
Onmiddellijk van het eerste poststation, oostwaarts van Pekalongan,
verheft zieh het terrein en strekt het zieh als de verbreede,
heuvelachlige voet van het Praoe gebergte vernaarde
zijde van het zeestrand uit, terwijl de alluviaalvlakte immer
meer door hetzelve wordt versmald. Binnen den tijd van 4 ä
41/2 uren legt men den weg, en wel, gelijk men hier te lande
gewoon is, bijna altijd in galop, — maar ook somtijds aan de
steile i?edeelten van denzelven langzaam door biiflels voorlgeß07
trokken, — over dit iieuvelachtige terrein af; hetzelve strekt zicli
in de breedte van het gindsche, eerste poststation tot in de
nabijheid der kali Koetoe, naar het oosten, uit cn men wordt op
dezen körten afstand meer afwisseling in het omringende landschap
gewaar dan men gedurende een ganschen dag, op den weg
door de eentoonige strandvlakte, heeft ontmoet. De heuvels of
golfvormig oneffene bergruggen rijzen met eene zachte glooijing
opwaarts en zijn bij het tweede poststation, dat naar schatting
5 d 700 voet hoogcr dan Pekalongan ligt, deels nog bebouwd,
met sawa's en daartusschen verstrooid liggendedorpjes bedekt,—
deels vor men zij weidevelden en beemden door geen geboomte
beschaduwd, maar waarop slechts laaggroeijend kreupelhout van
Melanthessoorten (Melanthesa ßl. — Phyllanthus L.), van Psidium
pomiferum, Calotropis gigantea e. a. wordt aangetroffen.
De bodem bestaat ook hier weder uit eene bolusroodekleiaarde,
waarin eene menigte onregelmatig hoekige, zelden echter afgeronde
trachiet- en lava-puinbrokken gekneed voorkomen. Eerst
aan gene zijde der kah Simpang, welker breed met rolsteenen
opgevuld bed men na eene reis van 1^/4 uur passeert, treft
men wouden aan, welke van daar af heinde en verredendroogen,
geelachtig roodbruinen bodem van het heuvelachtige terrein
bedekken. Zij schijnen zieh landwaarts in, naar het zuiden
heen, tot aan den voet van den Praoe uit te strekken en bestaan
aanvankelijk uit velerlei boomsoorten, waaronder vooral Ficusen
Acacia^soorten (maar voornamelijk de Inga umbraculiformis)
benevens Tectonia grandis voorkomen, totdat aan gene zijde
van het poststation Boedjoeng kerap, bij paal 48 (ongeveer
1,000 voet boven de oppervlakte der zee), de Tectonia grandis
(kajoe Djati) alle andere boomsoorten begint te verdringen
cn bijna gcheel alleen het woud vormt. Zwai-tc apen (Loetoeng's),
door mijn voorbijsnellend rijtuig niet in het minst
gestoord, schommelen zieh aan de boomtakken heen en weder
en verlevendigen met paauwen, tijgers cn grijze apen ') deze,
wcl is waar, kreupelachtige, geenszins hooggroeijende en koclen
Mi
') „Müiijof: Curcopitliecus o.yuomolgus; de „Loetocng" is «ciiuiopithccus luiuu-us.