
aáSüWWSi niä^ism
i
I
zij zieh aaii don rand van cen dwars ni'gtibjokcncn, loodrcglcn
wand, — ccn lava-tcrras, — wclkc ccnc gcclachlige klcur had
on dwars door cenc valloi hep, die ter wcderzijdc door ecn
bergrug werd begronsd. Zij vervolgden hunnen weg over
den ooslehjk gelegenen mg, — welke naar het noorden gerigl
— cn zieh nu cens hooger -verhicf, dan weder daalde,
lotdat zij zieh des avouds, uitgepat van vernioeijenis, op een
zeer sniallen bergrug nederwierpen; de twee laalste koeken,
ongeveer ler grootle vau een rijksdaalder, werden hier genuttigd.
Don Oclober. De teniperatuur van den danipkring
voor zonsopgang was: 47,0° Fahr.; deze dnidt immer nog cene
gj'oote hüogle aan. (Ilet hooggeborgte van den Ajang strekt
zieh derhalvo zeer verre uit, in derigting van liet noorden.)
Zij zetteden hunnen logt verder voort in eene noordwestelijkc
en noordelijke rigting; ten 11 ure kwamen zij aan den oevcr
van cene aanzienlijke kali, — welker loop längs een bergrug
(de noordelijke Ajang-keten) tot 4 uro werd gevolgd; zij
bereikteri eindelijk cen 40 voet hoogen waterval, welke ter
wcderzijdc tusschen loodrcgte, geheel en al kale rotswandcn
ncdcrwaarts storttc. Zij zagen zieh daardoor genoodzaakt
legen de zijwanden, die zeer steil waren, op tc klauteren;
dikke bedden van Pakis pamor (Gleichcnia sp.) bedekten den
grond. — De regen bleef onophoudelijk voortduren. — Den
bergtop konden zij niet bereiken; des avonds ten Ti/j urc
mocsten zij halt maken op eene steile helling. Uitgehongerd cn
doodclijk vermoeid lagen zij daar nedcr! Gcen vuur! geen dak
tot beschutting! Allen doornat.
Den 27''™ October. Reeds zijn twee dagen en twce nachten
voorbijgcgaan, zonder dat zij ecnig voedsel hebben genuttigd.
De noordoostelijke helling van den bergrug, waarop zij zieh
den vorigen avond hadden gclegerd, werd beklommen en over
dozen zetteden zij hunnen togt den ganschen dag voort. •—
Eindelijk troffen zij bamboes aan, — hetgcen als een bcwijs
mögt worden beschouwd, dat zij zieh op eene geringere hoogte
bevonden, — en wilde Pinnng- cn Areng-palmen, wier vleezige
kiioppen (pol Pinaiig kcdaliar en pol Areng) hen voor verhon-
1101
tjcron bohoedden. — Ecn treurigcn -iiaclil i)raglcn zij alhicr
door, zonder vuur te kunncn onLstckcn.
Den Oclober. Vroeg in den morgen vervolgden zij
hunnen togt in de rigting van het noordoost ten oosten; waren
genoodzaakt ccn grooten omweg bcrgopwaarts te nenien, ter
vcrmijding van ecn waterval. — Bamboes-bosschcn overdekten
dezen bergrug. Ten 11 urc vonden zij ecn grooten aarden
pot: goetji. Hun voedsel bestond uit toppen van twce Pinang
kedahar palmen.
Elken morgen had de hcer Bosch den Ja vanen de verzekering
gegcven, dat zij des avonds stelhg een dorp zouden bereiken,
hetwclk, helaas! nimmer het geval was gewecst. Algemcen was
de verslagenheid. Niemand sprak, niemand hunner rigtte cene
vraag aan zijne reisgenooten; zij konden zieh nog slechts met
moeite voortslepcn; de Kongo was meer dood dan Icvcnd. Ten
1 urc lieten zij zieh längs eene helhng, die buitengcwoon steil
was en cene hoogte van verscheidenc honderd voeten had,
afglijden; aan den voet van deze helling breidde zieh eene
wijde vlakte uit, welke door eene watcrrijke kali werd doorstroomd.
Eerst na S'/a ure bercikten zij deze vlakte aan den
voet des bergs, cn — wie is in Staat de vreugde tc schilderen
der reizigers, die thans de zekerheid hadden van den vreesselijkcn
dood des hongers te ontgaan — zij zagen drie vreemdc
gezigten, drie mannen, die in de beek visehten. Naar hetgcen zij
van hen vernamcn, waren zij nog drie uren vcrwijderd van de
hoogst gelegene dockoe, d. i. een klein dorp, Doercn, ondcrhoorig
aan de desa, d. i. cen groot dorp. Peté, in het distrikt
Kraksan.
Woeste vreugde leiden allen aan den dag; de Kongo bad.
lets dergelijks, namclijk, het aan den dag Icggen van wilde
vreugde, door die ijskoude, gelatene, nimmer hartstogtelijke
Javanen, over hunne redding van den hongerdood, bij het
betreden van eene bewoonde landstreek, na in de wildernis te
hebben rondgedoold, heb ik ccnmaal bijgcwoond aan den zuidclijken
voet van den Lawoc. (Naar het schijnt, is honger voor
den Javaan, misschien voor ieder mensch, die aandocniiig, welke
I »