
,'ü
' 1 j
J 8 3 2 , d e n Ap r ü . Bij het aanbreken van den dag
Steeg, doch zeer langzaam, eene groote rookzuil, tot op eene
ontzettende hoogte in de luclit; dezelve loste zieh tusschen 7
cn 8 ure op, werd door den wind uiteen gedreven en veroorzaakte
eenen aschregen in de rigting «van het zuiden naar
het Westen» (derhalve naar het noordwesten? gedreven door
een zuidoostewind?), welke in het grootste gedeelte van het
distrikt Gondanglegi, benevens in de zuidelijke streken van het
distrikt Sengoro (beide in Malang) werd waargenomen, en tot
aan den middag voortduurde, zonder dat hierdoor eenige schade
aan den plantengroei veroorzaakt werd; want niettegenstaande
inen reeds in April was, viel er immer nog een aanhoudende
regen, waardoor de asch wekh-a van debladeren werd afgespoeld.
Naar berigten nit Malang werden, alvorens de aschzuil opsteeg,
zware onderaardsche slagen gehoord, vergezeld van eene «vuurbraking
» aan de zuidoostelijke zijde des bergs. (Jav. Courant
van den 30='™ April, 1832.)
d 8 4 - 2 , o p h e t e i n d e d e r m a a n d J a n u a r i j , in Febraarij en
in Maart, sedert de Lamongan (met het begin van Januarij)
ophield rookzuilen nit te spuwen, braakte de S i m e r o e (en
gelijktijdig, van den Januarij tot aan den 15 "'Februarij,
de eruptie-kegel B r o m o in den krater van den Tengger) buitengewoon
vele en zeer sterke rookwolken uit. (Jav. Courant
van den S''- Maart, 1842, no. 19.)
De inboorlingen beweren, dat zij den Semeroe nimmer in
eenen anderen dan in den tegenwoordigen toestand (1844)
hebben gekend, derhalve: was zijn gansche bovenste top,
ten minste gedurende de laatste 50 jaren, volkomen kaal, gelijk
thans het geval is, en braakte zijn krater, met tusschenpoozen,
zeerongelijk van duur, echter dagelijks rookwolken en
gloeijende steenbrokken uit, gelijk wij zulks thans hebben
waargenomen; somwijlen hebben dergelijke afzonderlijke uitbarstingen,
welke zieh na geheel rüstige tusschenpoozen
doen gevoelen, siechts e e n s per etmaal plaats; somwijlen verneemt
men er, naar luid der berigten van de inboorlingen,
20 en meer in eenen dag; dit geschiedt voornamelijk gedui.
Ii
rende den regentijd. Binnen het verloop van twee dagen, tclde
ik er 15, waarvan ik er twee op de kruin des bergs zelve
bijwoonde.
W a a r i ^ 6 n o 7 7 z e n e uiihdTstinyen.
N o n i m e r . D a t u m ,
t S c p l e i n l j c r 1 8 4 4 . )
T i j d v a n d e n d a g o f v a n d e n
n a c l i i .
T u s s c h c n t i j d i n u r e n , t u a -
s c l u - n e l k c v o o r g a a j j d c e n |
v o l g e n d e ui t b a r a t i n j j . j
1 25 7 ure 's morgens. -
2 1 0
25 5 » 'savoncls.
3 2 5 7 » »
2
4 2 6 7 » 's morgens.
1 2
5 2 6 8 » »
1
6 2 6 I2V2 » 's middags.
i ' h
7 2 6 2 » »
V l i
8 26 V i ; » »
' h
9 26 5 j) 'savonds.
2 ' U
1 0 2 6 8 » »
3
1 1 26 I i » 's nachts.
4
1 2 / 21
1 8 » tot
1 3 1 1
j 12 » 's nacht s her-
14 / 2 7 j haalde sterke uithar-
stingen.
15 1
Dat de krateropening, na iedere plaats grijpende uitbarsting,
telkenmale door de nedervallende puinmassa's op nienw wordt
versperd, aan de dampen elken uit weg beneemt en zoo lang
gesloten blijft, totdat het uitzettend vermögen der van onderen
toestroomende, te zamen geperste dampen of gas-soorten
zoozeer is toegenomen, dat het den wederstand, welken hetzelve
ontmoet, overwint, dit alles is zeer duidelijk; de dampen
verbreken dan het daarop nistende deksel, reinigen den schacht
op nieuwenstijgen, in den vorm eener zuil, uit denzelven op,
no
3!
i:
• f.
' 1
' >
I ;:
5 ]
I
} i I