
{itii
=1 S
•Í' •'J <i i "
inni
• it
880
oostelijke hoek van zijn nok ligt in het zuiden 50^ ten oosten
van den pasanggrahan; de liooger rijzende znidwestelijke hoek
wordt gepeild in het zuiden 10° ten oosten, en de laatste uithoek
in het zuiden 5° tenwesten; daar is het, dat hij zieh
als een steile rots in de zee stört. Zijne grootste hoogte wordt
op 500 voet geschat.
Ten einde naar de kust af te zakken, worden kleine, zeer
smalle, aan de beide einden spits opwaarts gebogene kanen
gebezigd, welke door middel van bamboes-buizen, aan beide
zijden op een afstand van 5 voet buiten het boord uitstekende,
in evenwigt worden gehouden; eerst roeit men stroomafwaarts
over den stillen, gladden Spiegel der kali Misini,
waarin zieh de weligste bosehjes van Rhizophora spiegelen.
Hare läge, vlakke oevers, welke overal de sporen vertoonen,
dat zij nu en dan onder water staan, zijn begroeid met Rhizophora,
Bruguiera-, Sonnertia-soorten; zij vormen een digt,
doch laag groeijend woud, hetwelk uiterlijk eenigermate overeenkomt
met een elzenbosch. Jiaaimannen (Crocodilus biporcatus),
benevens grijze apen (Cercopitheeus cynomolgus) houden
zieh alhier op; deze laatsten vangen mosselen en krabben en
het schijnt, dat dit voedsel hun even goed bekomt als de
vruchten, waarvan diegenen leven, welke in de schoone,
hoogstammige wouden der bergen huizen. Nadat de Gradji,
welke in eene schuine rigting uit het noordoosten en tusschen
oevers met wouden bedekt, stroomt, zieh met de kali
Misini heeft vereenigd,' verkrijgt de stille Spiegel van deze
rivier eene meerdere breedte; zij is overal zeer ondiep, maar
' ) Het schijnt, dat de afwisseling van klimaat op geen enkele der zoogdieren,
welke op Java voorkomen, zulk een geringen invloed heeft, als op den rhinoceros
(Kh. sundaicusj). Rhinocei-ossen derzelfde soort komen even talrljk aan de moerassige
zuidkust, als op de hergtoppen voor, welke eene hoogte hebben van
9,000', b. V. op den Tjerimai ; rondom den krater van den vulkaan hebben zij diep
iiitgeholde wegen gebaand. Onder de vogelen zijn het de paauwen, die men in alle
zonen vindt; in het Dieng-gebergte ziet men dezelven menigvuldig op cene lioogte
van 6 tot 8,000 voet, terwijl ik er in het Ajang-gebergte tot op eene hoogte van
8 a 9,000 voet aantrof. De menigte koningstijgers, welke op deze hoogte in den
g. Ajang voorkomen, zijn misschien op rooftogten uit, om herten (C. russa) te
jagen. Deze laatsten houden zieh even talrijk in o en in 9,000 voet hoogte op.
; I :
\ .ni.littiat
881
Levens zeer visehrijk en stroomt nu in eene oostelijke rigting
evenwijdig met de kust voort, waarvan zij slechts door
eene smalle zandstrook gescheiden is. Kaal en dor, slechts hier
en daar met eenige tropische duinplanten (Ipomaea maritima) en
struiken (Tournefortia argentea en anderen) begroeid, doet zieh
deze zandstreep aan het oog voor, terwijl daarentegen de landwaarts
gekeerde oever der kali met het groen der wehgste wouden
is getooid. Aan de andere zijde klotst de branding der zee met
donderend geweld tegen deze duinrij, welke zij onder al haar
gedruiseh te vergeefs poogt te vernietigen. Het opgestuwde
zeewater vermindert den stroom van de nu vereenigde rivieren,
welke tegen den westelijken voet van den laatsten uithoek des
goenoeng Wédangan aanbruist; hier wendt de kali hären loop
naar het zuiden en stört zij zieh door eene enge doorbraak,
tusschen den rotswand van dit voorgebergte en de straks genoemde
zandstreep, in de zee uit. Met een woest geweld
rollen de baren in dit enge kanaal, hetwelk ter naauwernood
een vierde gedeelte der breedte heeft overgehouden, welke de
rivier had ter plaatse waar zij hären loop evenwijdig met
het Strand voortzette; niettegenstaande al de moeijelijkheden
aan het binnenstevenen dezer naauwe monding verbonden,
ziet men een aantal kleine zeeschepen, praoe's, welke een
verdek hebben, op stroom liggen, van waar zij reizen maken
naar Banjoewangi en Bali. Te land bestaat geen regtstreeks verkeer
tusschen dit gedeelte der kust en Banjoewangi; wildernissen,
nimmer door een menschehjken voet beti'cden, bedekken de
gansche onbekende streck, zuidvvaarts van de bergen Rawon
en Ranté; van onzen goenoeng Wédangan af verheffen zieh,
over deze gansche uitgestrektheid tot aan de laatste oostelijke
spits van Java, slechts zeer läge kustbergen, welke voornamclijk
uit kalkbanken bestaan. Oostwaarls, in de onmiddellijke nabijheid
van het dorp, nemen de wouden reeds een aanvang,
en nergens wordt men een spoor van menschen of van mensehclijkcn
arbeid in dezelven gewaar.
De goenoeng Wédangan is, even als een eenigzins groolei'e,
bi'ced-convcxe, gei'solcorde heuvel, welke noordwaarts van Poegcr
IP
l •