
1- 4 958
<ler!inlvc op den dag, waarop hij, oostvvaarts uit de waLcren
vaii Madocra koiiieiide, den oostelijken uithoek van Java nadei'dc,
waar rnen wd den Ringgit in het gezigt hceft, maar
vanwaar nien den Kcloet niet kan zien.
5« Ook uithoofde van den physieken en geologischen tocstand
<lier bergen, welke ik beiden heb beklommen, gevoelt men zieh
genoopt tot het denkbeeld over tc hellen, dat de uitbarsling
uil den Ringgit heeft plaats gehad. Deze is thans niet meer
dan een hahe kegelberg, vvaaraan de zuidelijke helft ontbreekt;
zijn top eindigt in pilaarvormige rotsen, welke voornanielijk
aan de zuidzijde steil afgebroken zijn; lava-stroomen, met
groote blaasruimten voorzien, strekken zieh längs alle zijden uit
en ontzaggelijk groote rotsbrokken liggen aloni in het rond
verspreid, vooral in de ruimte besloten tussehen den Ringgit
en den zuidelijken halikringvomiigen Ranoe. Moet er eenige
waarde worden gehecht aan het berigt van Mohr, dan kan er
van uitgeworpene steencn, stroomen van gesmoltene lava, en
van puinhoopen, waaronder de bewoners begraven werden,
geene sprake zijn, wanneer daarbij de Keloet wordt bedoeld;
het eigendommelijke dat bij dezen berg wordt opgemerkt bestaat
integendeel hierin: dat hij, zoo lang men de uitbarstingen van
denzelven heeft waargenomen, altijd siech ts zand en asch heeft
nitgeworpen, waardoor het omhggende land mijlen ver in het
rond in eene zandwoestijn herschapen is geworden. Wel worden
aan de hellingen van dezen berg zandlagen, ter dikte van verscheidene
honderd voet aangetroffen, maar naauwelijks vindt
men een enkelen steen op denzelven.
De Ringgit is tegenwoordig nog kaal en verstoken van vruchtbare
aarde, terwijl daarentegen de nabij gelegene bergen, vooral de
Ajangen de Rawon, met oorspronkelijke wenden zijn bedekt, die,
alle rotsen voor het oog verbergende, op de dikke lagen van
vruchtbare aarde welig tieren. De lava's van den Ringgit echter,
zoowel de lava-puinbrokken als die, welke gansche banken
vormen, en die zieh tot aan gene zijde van de kah Sampejan
uitstrekken, doen zieh nog in al hare naaktheid aan den beschon
« er voor; de verbazend groote (ufmassa's, die zieh van
i-i
959
dezen berg af over het gansche omliggende land lot in de nabijheid
van Pradjakau en Sitoeböndo hebben verbreid, zijn
nog naauwelijks met een schraal gewas van struiken bedekt,
maar overigens nog zoo kaal en onverweerd, als of zij eerst
voor weinige jaren uit den vulkaan waren gestroomd. Dit gebrek
aan plantenaarde, het onverweerde der vulkanische producten,
duidt aan, dat het, onder de Vulkanen in het oostelijke
gedeelte van Java gelegen, de Ringgit was, waaruit de laatste
groote y verwoestende uitbarsting heeft plaats gehad.
4° Een älles afdoend bewijs voor onze Stelling wordt door
C. Houtman in zijn werk no II geleverd, namelijk, de medegedeelde
profielen en peiUngen door hem aan boord van het
schip Mauritius gedaan 5 hieruit volgt op eene onwederleghare
wijze: dat zijn « brandende berg » de tegenwoordige Ringgit is.
Men zie hier achter, in Ringgit Figuur4, 5, 6, de profielen
van Houtman, welke ik zeer naauwkeurig met de daarbij
gevoegde namen en peilingen heb gecopieerd; hiermede vergelijkc
men Figuur 7, waarin ik deze peilingen, op de punten A, B en C
gedaan, op kaart heb gebragt. (De betrekkelijkeligging der bergen
's op deze overigens slechts figuratieve schets met juistheid voorgesteld
geworden.) —• Ringgit Figuur 4 (A. op Figuur 7.)
Het kleinste der drie sehepen, Pinas, was voor de anderen uitgestevend,
derhalve nader aan de kust; in den vroegen morgen
van den 17''™, terwijl het nog dnister was, geraakte het aan den
grond, aan den voet der Sierra de Pagode of Pracada. De andere,
grootere sehepen zonden sloepen ter hulpe van dit schip, hetwelk
zij op die wijze weder vlot kregen. Zekerlijk zijn de andere
sehepen, uit vrees van insgelijks aan den grond te geraken, niet
digter onder den wal gekomen; waarschijnlijk is het zelfs, dat
zij zieh, nadat de Pinas vlot was geraakt, verder van de kust
hebben verwijderd en wel juist in eene tegenover gestelde rigting,
waarin zij naar de kust waren heengestevend, namelijk, in
eene noordoostelijke rigting. (Bij den heerschenden westewind
kon het terugzeilen naar het noordoosten, ten einde zieh van de
kust te verwijderen, niet moeijelijk zijn.) Nadat zij waren teruggezeild
werd het profiel met de peilingen, Figuur 4 (A. op
! I