
..läiAiitLAs,
en daarenboven tot een geliefkoosd verblijf strekken van hertc.i,
zwijnen en — tijgers. '
Het oponthoud veroorzaakt door het overzetten over beide
beken, siechts eene derzelven, de tji Sokan, heeft eene uit balken
gevormde brug, — en het langzame optrekken van den wagen
tegen de steile oevers door middel van buffels, gaf ons overvloedig
tijd om de vermelde opmerkingen te maken; van het post-
Station van Radjamandala, aan den regteroever der tji Taroem
gelegen, reden wij, door 6 snuivende paarden voortgetrokken,
weder in snelle vaart door de schoone vlakte van dien naam,
welke zachtgolvend nu eens rijst, dan weder daalt en hier met
indigo, daar met thee beplant is, tot dat wij, aan de grenzen
van het plateau van Bandong, waar de weg naar de kalkbergen
opwaarts loopt, weder een nieuw viertal van die geduldige gasten
ontmoetten, in wier trekken domheid en ongevoeligheid zoo
dmdelijk te lezen staan (ilt meen de buffels). Terwijl zij langzaam,
maar met vasten tred, den wagen naar het doel heentrokken,
bleef ons tijd genoeg over om de gestelclheid der kalkbergen
te onderzoeken en eenige fossiele koraalbanken, waarin vele
afdrukken van Conchylien voorkomen, te leeren kennen; deze
koraalbanken zijn gelegen aan den voet van den berg Tjigoentoer,
in de onmiddelijke nabijheid der tjiBogo, op een afstand
van een V2 paal aan deze zijde beneden aan den voet van het
poststation Tjisitoe en wel ten westen van hetzelve (tegenover
de kalkzuil goenoengKentjana). — Schilderachtig verhefien zieh
ter Imkerzijde, derhalve noordwaarts van den weg, die in zikzak
naar den pas opwaarts loopt, de kalktoppen Kentjana, Mesigit
en Karangparanten; op vele plaatsen schillert hunne krijtwitte
kleur door het groen der omringende wouden. Meer voorwaarls
ten zuiden van den weg, verlieft zieh een vierdelop, eene barre
kalkrols, de goenoeng Hawoe, die als het wäre louter uit teerhngvormige,
op elkander gestapelde stukken bestaat; aan den
voet van dezen berg bereikt de weg zijne grootste hoogte vaii
2,ö67' en terwijl dezelve van dit paspunt af längs den noordehjken
voet van den verlengden wand des g. Hawoe loopt, voerl
h.j met eene aanhoudende, maar zachte glooijing benedenwaarls
naar de vlakte van Bandong. Gedurig breidt zieh deze vlakle
raeer en meer voor het oog des reizigers uit en hare blaauwende
grensgebergten, waarin de eene vulkanische top aan
den anderen is geschakeld, worden duidelijk en zigtbaar. Schitterende
waterspiegels van kleine meren, kunslmatig door het
leggen van een dam tot waterleidingen gevormd en tusschen
groen bewassen heuvels gelegen, lagchen den bezoeker uit eene
geringe diepte ter linker zijde van den weg tegen, en welbebouwde
akkers, met rijstvelden en dorpen bezaaid, doen zieh
aan des reizigers blikken voor. In het derde hoofdsluk zal van
Bandong uitvoeriger gehandeld worden.
Zonder thans hierbij langer te verwijlen, beveel ik dit schoone
plateau, het grootste op Java, ja, het eenige op deze hoogte
(alwaar zieh, even als in het algemeen in de Preanger-Regentschappen,
meer de Sumatrasche typus van hooglanden, dande
Ja vasche typus van laaglanden met geisoleerde kegelbergen, ontwikkeld
heeft) aan de opmerkzaamheid van reizigers, die hier
zoowel in een meteorologisch als botanisch en geologisch opzigt
rijke stof ter overweging zullen vinden.
Ten 2 ure kwam ik op het sterkbevolkte, doch stille, liefelijke
Bandong aan en ipaakte de noodige toebereidselen om, vóór
mijn vertrck naar Oostelijk-Java, nog eenige punten in de meer
afgelegen gedeelten der Preanger in oogenschouw te nemen
(welke ik op vroegere reizen niet had kunnen aandoen) — en
bovenal den beruchten goenoeng Goentoer! nog eens te bezoeken.
Zoowel van de zijde van den heer Nagel, Assistent-Resident
van Bandong, als van de zijde van den Generaal Cleerens
(Resident der Preanger) ondervond ik alle ondersteuning, welke
tot mijn oogmerk diende, terwijl de laatstgenoemde mij van
brieven aan de verscliülende Regenten voorzien had.