
562 51)0
II Iii;
vclcnaiassa aan gcgroiideii twijfel oudcrhevig is, zoo blijft lieL tocli
immer opmerkensvvaardig hoe eeii stroom, die iiit Vd-vn-broksiukhen
bestaat, welke zieh zeker iiiet in een gesmolten, vloeibaren
loeslaiid bevondcn, maar slechts roodgloeijend waren, op een
bodem, welke eene geringe glooijing bezit, ja, bijna ejfen is,
ZOO vor en in zulk eene lange reeks vooitgeschoven kon
worden! Ja, men zon zulks als eene onmogelijklieid beschouwen,
iiidien nien geene geschiedkmidige bewijzen bij andere bergen
voor oogen had. Deze stroom Staat niet i^egtstreeks in verband
met den Goentoer, maar met den Agoeng. Misschien ontstond
dezelvebij de eerste uitbarsting, bij welke gelegenheid de Goentoer
zieh als een nieuwe vulkaan opende en weide dezelve nit eene zijdelinysche
spieet van dengoenoeng Agoeng? (Volgens deberigten
der Inländers bragt, van al de uitbarstingen van den Goentoer,
slechts de eerste vervs'oesting aan en was alleen deze voor den
luensch noodlottig. Zie vroeger.)
In zijnen verderen loop, door het benedenste gedeelte van het
Garoetdal, gaat de weg steeds over den voet, of, Indien men
wil, Over bot vlak geworden benedengedeelte der helling van
den Sida keling; de hoofdrivier (tji) Manoek (voor het oog in
hare kloof verborgen) blijft voortdurend ter linkerhand liggen;
zij loopt slechts door twee beken, welke der vermelding waardig
zijn, namelijk, eerst door de tji Ketek, vervolgens door de tji
Pitjoeng, welke laatste de grensscheiding tusschen de regentschappen
Limbangan i) en Soemedang uitmaakt, en verbindt zieh
later — op een afstand van hier, welke men in IV4 uur aflegt, — in
eene dwarsche rigting, met den grooten weg, welke van Baloeboer
Limbangan zuidoostwaarts naar Malembong loopt. Dezen kruisweg
') Uithooi'de Limbangan slechts de smallcre regier helft van het dal omvat, is het
in verhouding tot het grootere regentsehap Bandong slechts zeer klein. Het aantal
bewoners van hetzelve wordt tegenivoordig op 50,00ü zielen geschat, waarvan Vä tot
den arbeid gesehikt gerekend wordt. De oogst leverde dit jaar 20,000 pikol koffijboonen
op; deze zijn het prodnct van 10 millioen boomen, waarvan 4 millioen in
regelmatig aangelegde, door Dadap beschadiiwde tuinen staan; 3 millioen ziju
boscli-koffijtuinen en 3 millioen dorp- of pager-koffij.
Bandong daarentegon telt 198,000 zielen en 30,426,000 koffijboomen, waarvan ongcvoer
de helft pager- en de andere helft Dadap- of hoseh-kofnjboomen is. Deze
boomen leverdon in 1842: 1,SO,000 pikol op. (Pngev: linag of omheining der dorpcn.)
bcrcikte ik ten II1/4 uro en wicrp van daar nog eeninaal den
blik ter ag op den schoonen dalgrond, dien ik nu stond te verlaten.
Het is een scheef gerigt dwarsdal, en zonder Iwijfel hetschoonste
van het gansche eiland. Het geniet alle voordeelen eener gematigde
luchtgesteldheid en is gezegend zoowel met den rijkdom
der verschillendste cultures, als met alle merkwaardigheden der
natunr, die in andere streken van het eiland slechts afzonderlijk
worden aangetroffen. Zijn oorsprong, zijn dalhoofd, is het 3,770
a 3,780 voet hooge, koele plateau van Tjisiroepan en Tjikatjang,
hetwelk zieh tusschen de bergen Tjikorai en Papandaijan nitstrekt
en dat, grootendeels met thee beplant, een chiaeesch landschap
gelijkt (gemiddelde temperatnur: 68,0' Fahr.); van daar daalt
het allengskens in de middenste, middelmatig warme dalstreken
af, alwaar, 2,165 en 2,260 voet boven de oppervlakte der zee,
reeds Kokospalmen hare toppen boven de dorpenGaroet en Trogen
verheilen >) (gemiddelde temperatnur 74,0= ä 7S,0^ Fahr.), en
welker bedding met het welige groen der sawa's getooid is,
terwijl aan de berghelliugen ter wederzijde honderd duizenden
van koffijboomen, in regelmatig aangeplante tuinen, zieh tot op
zekere hoogte tusschen de wouden uitstrekken; — van hier
af daalt de dalbedding nog ongeveer 450 voet, tot in de laagste,
eenigzins wärmere streken bij Baloeboer Limbangan, alwaar,
1,698 voet boven de oppervlakte der zee, het wehg groeijende
gras aan de oevers der kleine meren en der berghellingen aan
talrijke kudden van runderen een overvloedig voedsel oplevert.
(Gemiddelde temperatnur 76,0' Fahr.) Verscheidene groote
' ) Gemeten hoogte van Garoet in
Gemeten hoogte van Trogon in
gemidd. 2,165'
gemidd. 2,2G0'
Aug. 1837=2,160'
Aug. 1844=2,170'
Ang. 1837=2,2.57'J
Aug. 1844=2,267')
(Voor de hoogte van Trogon, 2,257 voet bedragende, was in verscheidene vroegorc
opgaven, door eene schrijffout, verkeerdelijk 2,157 gesteld.
Deze opgaven nopens de gemiddelde jaarlijksehe temperatnur van Garoet,
Trogon en Baloeboer Limbangan zijn, uithoofde van den körten tijd gedurende
welken de waarnemingen gedaan werden, slochts als benaderingen te beseliouwcn.
In de rondora ingesloten vlakke dalbeddingen ontwikkelt zieh een hoogere warmtegraad
dan op de bergen; men mag aannemen, dat de gemiddelde temperatnur
aan steile, nniar overigcns cven hooge berghellingen een graad lager is.