
GescMedhmäig overzlgt der epidemische zielt.te, te Amboina, in verland
met de plaats gelmd hehlende aardbevingen.
1835, den 1'*«» November. Aanvang der lievige aardbevingen. Drie weken
lang is liet eiland bedekt raet een digten nevel, vermengd met
zwaveldamp. De epidemische ziekte, — gastrisch-bilieuse koorsten, —
breekt uit.
Later worden nog enkele ligte schokken waargenomen, namelijk, in 1843
van den IB'i«" Januärij tot den Iß''«' September, gedurende welken tijd
men or 13 bespem-de. De ziekte nam echter allengs af an het scheen, dat
zij op den 4'!«" Maart, 1845, geheel en al had opgehouden.
1845, den 21"™ en 33«'™ Julij. Op nieuw doen hevige schokken zieh
gevoelen en de epidemische ziekte barst ten tweeden male idt.
Van lieverlede nam zij in kracht af en reeds voedde men de hoop, dat
zij weldra op het eiland niet meer zou bestaan.
1850, den 18^™—20^1™ Maart. Meuwe, hevige schokken worden bespeurd
en weinige dagen later barst de ziekte ten derden male uit, die nu
nog heviger woedt dan de beide vorige teeren. (Tot op de laatst vermelde dagteekening
zijn de plaats gehad hebbende gebeurtenissen in de vorige bladen
benevens in het overzigt op bladz. 1278 medegedeeld.)
Naar luid der berigten, opgenomen in de Jav. Cour, van den September,
1850, n» 72, nam de ziekte, na verloop van eenige. maanden,
weder af, tot op het tijdstip dat de volgende, nieuwe aardbeving Averd gevoeld.
d850. Amboina. In den nacht van den op den 8®'™ October
werd dit eiland, hetwelk reeds in November, 1835, en
in Julij, 1845, door hevige aardbevingen was geteisterd geworden
(zie vroeger), ten derden male tot eene schouwplaats van
gedachte aardschuddingen. Zij gingen vergezeld van een onderaardsch
gebulder, van slagen als kanonschoten, üithoofde zulks
(volgens den berigtgever) op «dat eiland geen zeldzaam verschijnsel
is,» zoo hervatte ieder den volgenden dag zijn gewonen
arbeid. Des voormiddags van den 8^'™ October, ten 11
ure, werd men echter zulk een hevigen schok gewaar, dat
elkeen, dien de krachten niet ontbraken, zoo snel mogelijk
het huis ontvlood, waarin hij zieh bevond; later bleek het,
dat er geene woning was ingestort, hoewel velen zeer beschadigd
waren geworden. Op den en lO'^""* October herhaalden
zieh de schokken, zoo mede het onderaardsche
gebulder, dat er mede gepaard ging. Het is nog niet bekend
1431
of de epidemische ziekte ook na deze aaidbeving, derhalve
ten 4''™ male in hevigheid heeft toegenomen, dewijl de laatste
berigten van Amboina slechts tot den October loopen.
(Jav. Cour, van den December, 1850, no 97.)
Behalve door de vroeger vermelde hevige, lang aanhoudende aardbevingen,
leeren wij, uit de waarnemingen, gedaan ten jare 1843, dat Amboina in den
loop van slechts 8 maanden door 13 ligtere aardschokken werd in beweging
gebragt. Zeer^ waarsehijnlijk is het, dat dergelijke zachtere schuddingen zieh
even dikwerf op andere tijdenhebben doen gevoelen, welke alleen uit dien hoofde
onbekend zijn gebleven, dewijl niemand aanteekening daarvan heeft gehouden.
Maar reeds uit hetgeen wij hebben medegedeeld, blijkt op eene voldoende
wijze, dat de bodem waarop Amboina rust, het rotsgewelf of het
dek van den vulkanischen haard, die — men mag zulks met grond van waarschijnlijkheid
aannemen, — zieh in den diepen schoot der aarde ander het
eiland bevindt, dat hij aan menigvuldige nu eens sterke, dan weder Hgtere aardschuddingen
is blootgesteld, ja, zeer dikwerf dagen achtereen voortdurend
beeft en trilt. Ten gevolge hiervan moeten in het rotsgewelf noodzakelijkerwijze
op duizenden van plaatsen zoo niet breede spleten, althans naatiiee
reten ontstaan, die aan het oog des waarnemers ontgüppen, üithoofde zij
aan hare oppervlakte door losse aardlagen zijn bedekt. Uit dergelijke reten
kunnen gas-soorten uitstroomen, gelijk uit den bodem van zoo vele stikgrotten
op Java, waar zieh evenmin een spoor van openingen aan het oog
vertoont.
Het is waarsehijnlijk, dat de rotsbodem van Amboina zijne digtheid
heeft verloren door zoo herhaaldelijk terugkeerende aardschokken, waardoor
de gas-soorten, die zieh in den vdkanischen haard ontwikkelen, des te
ligter door denzelven kunnen heendringen.
Op Java, zoo mede in andere vulkanische landen, komen behalve zwavelig
zuur, dat in de kraters gevonden wordt, in vele gedeelten des eilands
ingelijks andere gas-soorten, nameMjk, koolzuur, koolwaterstof-gas en
zwavelwaterstof-gas te voorschijn op plaatsen, die zieh duidelijk laten aanwijzen.
In andere oorden daarentegen stijgen deze gas-soorten onbemerkbaar,
in geringe hoeveelheid, uit de aarde opwaarts, en ontsnappen zij
daardoor aan het oog des waarnemers. Aan dergelijke onzigtbare uitwasemingen
schrijft men de werking toe, die insgeUjks in niet-vulkanische landen
bij honden en andere dieren, wier reukorgaan zeer fijn is, wordt waargenomen
in de uren, welke eene aardbeving onmiddelUjk voorafgaan. De nadeelige
invloed, welke de moeraslucht op de gezondheid der menschen
uitoefent, wordt insgelijks gezocht in de aanwezigheid van koolwaterstof-gas
of andere dergelijke gas-soorten, zoogenaamde miasmata, welke in geringe
hoeveelheid in de dampkringslucht voorkomen.
i