
; i
I
' }
:
l i ; ^
Í
, i
U
• t v
s;
opslijgt; zoodra tlozc gas iiict de dampkringsluchl in aaiiraking
komt, ontviamt zij onmiddellijk, ja, dczc ontvlaniining, welko
geheel van zelf geschiedt, hecft ook plaats, wanneer bij het ondcr
water staan der gansche vlakte, na overstroomingen, de ontwikkelde
gas door het water moet opstijgen en aan deszelfs oppervlakte
in opborrelingen te voorschijn komt. Zijn de vlamnien des
daags ter naauwernood zigtbaar, zoo geven zij, naar verhaald
wordt, des nachts een groen schijnsel van zieh. De bekwame
chemicus Ch. Perret, te Samarang, heeft mij daar omtrent het
volgende medegedeeld: ((De vlain, vt-elke met geweld uit den bodem
te voorschijn komt, verhit den bodem in het rond. Duwt men
eene bamboespijp in de opening en belet men daardoor de gas zieh
te verspreiden, dan stroomt zij met des te meer hevigheid uit de
opening der pijp en de vlam bereikt somtijds eene hoogte van
7 a 10 voet. Zoo dikwerf deze vlam wordt uitgebluscht, ontbrandt
zij terstond op nieuw. Nabij deze piek worden brennen
van aardohe gevonden. Het hoofdbestanddeel dezer gas-soort
is ongetwijfeld: koolstofhoudend waterstofgas -, het zelf-ontvlammen
dezer gas-soort, zoodra zij met de zuurstof der dampkringslucht
in aanraking komt, kan echter niet worden veroorzaakt
door de geringe verhitting des bodems rondom de
openingen waaruit de gas te voorschijn komt; moeijelijk laat
zieh dit verschijnsel verklaren,-dewijl de ontvlamming insgelijks
plaats vindt, wanneer de openingen en de gansche omliggende
Streek, door de buiten hare oevers getredene beken,
is ouder water gezet.»
Gedurende den regentijd worden de laag gelegene vlakten
tusschen Demak en Poerwodadi voornamelijk onder water gezet
door de kali of tji Toentang (tji Dunan bij Hasskarl), het eenige
uitloozingskanaal van den dalketel van Ambarawa (zie Java H.
p. 536), welke alsdan tevens het eeuwige vuur overstroomt.
Deze kali loopt oostwaarts van deze «Merapi», in de rigting van
het zuiden naar het noorden, door de vlakte en ontlast zieh in de
hoofdrivier dezer Streek, aan welker oever de navolgende plaatsen
zijn gelegen, namelijk, Poerwodadi, verder op Wirosari en in haar
hoogste gedeelte Blora; de naam dezer kali is in haar boven-
1179
gedeelte: kali Locsé en in het benedengedeelte : kali Tangoelangin.
De kali Loesé stroomt in eene tegenover gestelde rigting
van die der kali Toentang door de vlakte, welke zieh algemeen
genomen van het oosten naar het westen uitstrekt. Ter wederzijde,
namelijk, ten noorden en ten zuiden, wordt zij begrensd
door läge neptunisehe bergruggen, welke stelhg niet hooger
dan 700 à 1,000 voet oprijzen en, wat hunne rigting in het
algemeen betreft, tamelijk evenwijdig ten opzigte van elkander
van het westen naar het oosten loopen. De bergmassa, ten
zuiden van de vlakte gelegen, begint reeds op te rijzen aan
den oostelijken en noordoostelijken voet van den Merbaboe, zet
zijnen loop verder oostwaarts voort en Scheidt het Loesé-dal
van de meer zuidwaarts vlietende kah Solo, welke door het
midden van het eiland .stroomt. Aan de noordelijke zijde wordt
de vlakte begrensd door den' bergrug goenoeng Grobogan,
welke van het oosten naar het westen loopt. Deze bestaat
hoofdzakelijk uit tertiaire kalkbanken; hij Scheidt het Loesé-dal
van de nog lager gelegene, moerassige vlakte, — namelijk^ de
vlakte der kali Djawana, de vlakte van Koedoes en Pati, —
welke, aan zijne noordelijke zijde gelegen, den goenoeng
Moerio ') (deni berg van Djapara) als een bergeiland van het
overige gedeelte van Java afzondert. De noordelijke, ten deele
met Djati-wouden bedekte, tamelijk dorre bergrug g. Grobogan
eindigt ongeveer 6 palen ten westen van het punt waar de
Toentang in de Loesé uitstroomt, namelijk, tusschen Demak
en Poerwodadi; de Loesé wendt zieh in hären loop om dit westelijke
uiteinde des bergrugs naar het noorden en de aanvankelijk
van elkander gescheidene vlakten, die der kali Loesé ten
zuiden en der kali Djawana ten noorden ^ vormen van hier af
gerekend naar het westen heen siechts eene enkele vlakte,
namelijk, de vlálite van Demak.
De zuidelijhste dezer vlakten is het, dat is, die der kali
Loesé, — de vlakte van Poerwodadi of Grobogan, — welke
•rl
Iti
1
f
I
'3 i\
'•) Op blaclz. 345 is deze berg vorkoordelijk Morea gonoemd. Zie Aanhangsol op
do Javasche vulkaneii, aan liot einde van drt ade hoofdstuk der 2tle afdecling.