
neinen, Yoer ik deii lezer nog eenmaal door de Socnda-landcn
alvorens ik kern het oostelijk gedeelte van het eiland afschilder,
in de hoop, dat deze kleine omweg kein even weinig möge
berouwen als mij, die denzelven in 1844 maakte.
De rotssoorten, van welke in deze sehetsen is gewag gemaakt,
bevinden zieh onder de met Bat. geteekende nommers te Batavia,
in het museum van het Bataviasch Genootschap van kunsten en
wetenschappen, alwaai- dezelven met mijne opgave Itunnen vergeleken
worden. Kleinere exemplaren dier verschillende rotssoorten
heb ik mede naar Europa gebragt, en met de overigc
(geognostische en palaeontologische) verzamelingen in « 's Rijks
nuiseum voor natuurlijke historie,» te Leiden, nedergelegd
waaro^J de met L. voorziene nommers betrekking hebben. —
De beschrijvende lijst, dezer verzameling zal, met naauwkeurige
opgave dfer plaatsen, vanwaar de voorwerpen afkomstig zijn, naar
geregelde volgorde, aan het einde van dit werk worden medegedeeldj
opdat alle steensoorten, die bij elk der vermelde
bergen zijn opgenoemd, nagezien en onderzoeht zouden kiinnen
worden.
DE SCIIRIJVER.
L E T D E S ,
den 1 Mei, 1850.
m i
• f e
EEUSTE SCllETS.
VAN BUITENZORG TOT AAN B AN DONG. ,
«Sei mir gegiusst, mein Berg mit dem röthlicli stralilcnden üililtl,
»Sei mir, Sonne, gegrüsst, die ihn so licWich besclieint!
, : (SciiiLtiiii, Spaziergang.),•
Tandjoer, den 7''™ Au^ustus, d8H.
Voor nog het gesternte des daags zijne gouden straleii over
den zoom van het Megamendoeng gebergte had geschoten,
slrekten zieh aan het poststation Wangoen (boven Buitenzorg)
24 versehe beenen (namelijk, paardenbeenen) uit, gereed om
de vier räderen, waarop mijn wagen rustte, verder in beweging
te stellen. Weldra tintelden de drie hoogste toppen van den
Buitenzorgschen berg (de Salak, de Gajak en de Tjiapoes)
in den gloed der morgenzon, terwijl de noordwestelijke voorsprong
van den Gédé (Tjikopo-Tjiseroea) en de geheele tusschenruimte
tot aan den Salak nog in de schaduw der Megamendoeng
keten lag >). Peinzend rigtte ik het oog op dezen bergtop,
dien sedert 1812 zoo vele apostelen der natuurkundige Commissie
hadden bezocht, terwijl daarentegen 50 andere en merkwaardigere
bergen van Java nog niet door den voet van
eenen natuuronderzoeker waren betreden geworden; de koele
morgenadeni der natuur wekte nieuwen lust tot reizen in mij
op, terwijl de sehoonlieid harer plantenpracht, — hier lag het
geboomte nog in diepe schaduwen verborgen, ginds schitterden
enkele toppen der palmboomen röeds in het zonneheht, —
') Indien de hoogte yan den berg, welke de schaduw werpt, benevons de afstand
van den anderen berg bekend zijn, zoo zou het gemakkelijk vallen, naar den waren
tijddeszonsopgangs, de hoogte van den laatsten te bepalcn, wanneer men den oogenblik
waarneeint waarop de kvnin voor het eerst door den zonnestraal wordt verlicht.