
1 •
Dil Itial zi(;h vooral aan de zuidwcstclijkc zijdc des kcgels
waanicraen, ter plaätsc waar het benedongcdeelte der hclling
in de vlakto begint over te gaan, derhalve in cene zonc waar
de kracht van den val der bencdenwaarts rollende steenen
gebroken is. Men ziet aldaar ontzaggelijk dikke banken van
lava-puinbrokken, die cene uitgestrektheid van verscheidene
palen rondom de helling des bergs bedekken, en wier oppervlakle
cen dor en kaal puinveld vertoont, dat heuvelachtig,
Iiübbelig en met voren doorploegd is. Naar de zijde der groene
vvoudviakte daalt dit veld eensklaps, met een steilen wand,
ter hoogte van 30 ä 50 voet bencdenwaarts, dien men zou
kunnen vcrgelijken met de voet-of eindwallen, « End Moränen »,
der glctschers, en welke stecds verder in de groene vlakte dreigt
te zullen voortdringen.
Dit veld bestaat niet uit blokken, gevorrad door het splijten
en van ¿¿n springen der lava aan hare oppervlakte, toen zij
bekoclde, maar uit loutcr afzonderlijke puinbrokkcn, die als
zoodanig, namelijk, als lossc stukken, längs de bcrghelling
afwaarts rolden, hier aan den voet des bergs blevcn liggen en
bij millioenen op elkander werben gestapeld. Zij waren onregclmatig
van vorm, doch veelal aan de hoeken afgerond; velen
bestonden uit vasten, compacten trachiet, een groot aantal
anderen waren slechts ter helfte zamengesteld uit eene vaste,
kristallinische steensoort, terwijl de andere helft eene lava-slak
vormde. De meeste brokstukken bestonden uit cene versink te,
porcusc, trachietischc lava, zie L. n". 272 en 273, —en d<3ze
was vcclal zoo. door en door poreus, als wäre zij slechts uit
cnkele korrels zaämgebakken.
riet merkwaardigstc verschijnsel, hetwclk bij den Lamongan
wordt waargenomcn en dat wijders in geheel Java bij geen
cnkelen vulkaan wordt wedergevonden, is het aantal van kleine
meren, welke op verschillende afstanden van elkander verwijderd
liggen, doch in eene rij op elkander volgen en den kegclbcrg
in ccn wijden kring omsluiien. Verholen tusschen het
geboomte van het woud, liggen zij in de onmicklellijke nabijheid
van den voet des bergs, Icr plaatsc waar deze reeds in dt;
W'-Äiftpw« •
1109
vlakte is ovejgegaan; zij zijn rondachtig van vorm en worden
door scherp geteckcnde grenzen van het omringende land gescheiden.
Deze ranoe's, —- zoo woz'den zij door de Javaneii
geheeten, — zijn, op enkcle uitzonderingen na, kegelvorniige
aardverzakkingen, gatcn in de bovenste aardkorst, welke cene
middellijn van 300 à 1,000 voet hebben en, omringd door vlakke
strekcn, eensklaps met steile ofloodregtc wanden bencdenwaarts
störten. Zij zijn gcvuld met zoet water, hetwclk in allen niet op
gelijkc hoogte Staat; zij missen, althans meerendeels, alle uitloozing
en liggen in de diepste eenzaamheid der wouden vcrscholen.
Een aantal dezer meren heb ik zelf bezocht; omtrent het
bestaan van anderen heb ik voldoende inlichtingen bekomcn,
door censtcmmigc en zorgvuldig met elkander vergelckene
berigten, zoo van Javanen als van enkele Europeers. Te rekcnen
van de noordoostelijke zijde des bergs, westwaarts om zijn
voet, tot naar het zuiden en zuidoosten, volgen zij in deze
orde op elkander. (Aan de oostelijke zijde van den berg ligt
het hooger rijzende tusschcnland, hetwclk den Lamongan met
den Ajang verbindt.)
1" Aan de noordoostelijke zijde van den Taroeb ligt cene
warme bron, nabij het dorp.Tiris; 2" aan de noord-noordoostclijke
zijde: de ranoe Sedjarang, of ranoe Tiris, op een afstand
van 2 palen van desa Tiris; 3" aan de noordelijke zijde: ranoe
Agoeng, 3 palen van de zoo even gemeide plaats verwijderd;
4« aan de noordwestelijkc zijde: ranoe Bedah, of ranoe Joso,
in de nabijheid van het dorp Joso. Dit laatste meer vormt een
ketel, ter diepte van verscheidene honderd voet, welks bodem
echter slechts tot op cene geringe hoogte met water is bedekt;
het niveau van dit meer ligt derhalve dieper beneden de
oppervlakte des bodcms, dan met een der anderen het geval is.
5" Aan de westclijke zijde des bergs ligt ranoe Glagah, of ranoe
Lamongan; '6" aan de west-zuidwestzijdc: ranoe Pakis, het
grootste dezer meren, hetwelk, volgens opgave van den licer
van Herwerden, 1 ) in het midden eene diepte van 70 vadenien,
m
') t. a. 1)1. Over hot TO.riggoi-sclic geborgte.