
i I
974
gloeijend hcete lucht tusschen de kale stammen dezcr boomen
in te ademen, naar eenigen lommer uit. Aan de stekende stralen,
welke de zon van boven op hem nederschiet, paart zieh de
hitte, teruggekaatst door de gloeijende rotsblokken. Zwartachtig
grijs gelijk deze zijn de stammen der waaijer-palmen (Borassus
flabelliformis), i) die zieh lijnregt als dünne zuilen verlieffen,
en slechts aan hunnen bovensten top eene rondaehtige kroon
•van groote, als een waaijer gevormde bladeren dragen. Het
uiterlijk van dit geboomte is zeer eigendommelijk, dat
echter meer zonderling dan schoon mag heeten; de eenige
boomen, welke deze wouden sieren, zijn de Acacia's. Op een
gladden, geelachtig witton stam en takken, van gelijke kleur,
verlieft zieh het als een scherm uitgebreide, fijn gevinde
en zachte loof; het spreidt een rijkdom van frisch groen ten
toon, dat het oog met verdubbelde vreugde tusschen het
bruinachtige grijs der wildernis aanschouwt. Nergens wordt
het getjilp van een vogel gehoord^ slechts wilde zwijnen, des
nachts doör tijgers vervolgd, dwalen hier in het rond en alleen
het voortdurend geritsel der drooge Borassus-bladeren, die door
den geringsten ademtogt des winds worden bewogen en een zacht
geruisch vervvekken, stooren de diepe stilte der "wildernis,
wanneer de middagzon hären gloed op haar uitstort.
Hoogs t verheugd is de reiziger derhalve, wanneer hij, na een
togt van 4 uren over dit met rotsblokken bedekte terrein,
eindelijk weder eene kleine beek ontwaart, welke tusschen
Deze palmboom, algemeen bekend onder den naam van Loniar, levert de bladeren,
welke eevtijds op Java als papier gebezigd werden; nog heden worden zij
tot dat eiride gebrnikt op Timor en op andere eilanden. De karakters worden in den
eigelijken zin des woords niet op de bladeren geschreven, maar er in gegriffeld.
Wordt de andere soort van waaijer-palm Corypba Gebanga, waarmede zij veel overeenkomst
heeft, bijna overal längs de zuidkust van Java, maar voornamelijk in bot
meer westelijke gedeelte van het eiland aangetroffen, ZOG scbijnt de Borassus
flabelliformis tot het oostelijhste gedeelte van Java beperkt te zijn. Hierdoor verkrijgen
wij weder een nieuw bewijs voor de juistheid van hetgeen reeds vroeger
(Tjladz. 934) door ons werd aangemerkt, namelijk, dat het oostelijke gedeelte van
Java, ten opzigte der droogte van lucht en bodem, meer overeenkomst heeft met
Timor en andere oostelijke eilanden dan met West-Java, want op Timor is het, dat
de Lontar-palm haar eigenlijk „paradijs klimaat" heeft.
975
zacht glooijende oevers stroomt en door groen getooide omstreken
is omgeven, terwijl hij aan de overzijde, aan den
regteroever van het beekdal, — hetwelk eenigzins hooger
oprijst, — het poststation Badjoel mati in het oog krijgt. Deze
beek, die in de rigting van het westen naar het oosten längs
den zuidelijken voet van den Boeloeran stroomt, kan als de
grens van het puinveld worden beschouwd, want te dezer
plaatse houdt hetzelve op; in de plaats daarvan treft men een
geelachtig heldergrijs geldeurden bodem aan, welke uit asch
en kleine vulkanische, puimsteenachtige steenfragmenten is te
zamengebakken en welke, even dor en arm aan water als het
puinveld, zieh uitstrekt tot aanBanjoewangi.
^ i
tl ;