
' 1
I f
I
706
Kawi FUjuur d. Profiel des bergs van Welingia gezicn;
a goenoeng Bokong in liet noorclen 20i/2° ten oosten; b goenoeng
Kawi (Boedak) in liet noorden 50" ten oosten; c tot d
goenoeng Bitrang in het noorden M^k tot Wl° ten oosten.
Kawi Figuur 2. De berg in het west ten noorden, van
den pasanggrahan Erantes, bij Malang, gezien; a. en 6. Bitrang5
e. en d. Kawi (Tjemoro kéndéng); e. Bokong;/. Pandernian.
Kawi Figuur 3. De goenoeng Bitrang van den top des
Kawi gezien; [a. a. zijn tamelijk vlakke streken.)
Kawi Figuur 4. Het Kawi-gebergte aan de noord-noordoostelijke
zijde, van de kruin Widodaren van den Ardjoeno
gezien; a. Bitrang; b. Tjemoro kéndéng; c. Boedak; í/. Bokong.
Kawi Figuur 5. Situatie-schets van het Kawi geborgte in
het algemeen. (Alle hoogere zonen van het gansche geborgte
bevattende.)
Kawi Figuur 6. Situatie-schets van de kruin van den Kawi
in het bijzonder. (De Vierkanten zijn oude muren, ruinen.)
Op de kruin van den Kawi, den September, 0844-.
Vergezeld van den Békél i) van het dorp, verliet ik gisteren.
(den 19''"') Wélingin vroeg in den morgen en legde nog een
körten afstand, in eene noordoostelijke rigting naar den Kawi
heen, te paard af; weldra zag ik mij genoodzaakt, uithoofde
van de moeijelijkheid van het terrein, het voorbeeld onzer dragers
en der overige mansehappen, die wij bij ons hadden^ om
ons den weg te banen, te volgen en den togt te voet voort te
zetten. Reeds op een körten afstand van het dorp verdwijnen
alle Sporen van bebouwing en wordt de plaats daarvan ingenomen
door wouden, die zieh heinde en verre uitstrekken. Een
doziju Wélinginers, die gisteren reeds waren vooruitgezonden,
hadden in het kreupelhout en in het Glagah-gras dezer wouden
eene opening (of, indien men wil, een weg) gehakt, ten gevolge
waarvan wij onzen togt eenigzins sneller konden voortzetten en
wij, na ongeveer l'/j uur, in eene Streek aankwamen, welke
') Iloofd, welke omniddfllijk volgt op het diitrikshoofd (Wedono.)
707
hooMzakelijk met bamboes was begroeid en een eenigzins liooger
oprijzenden voorsprong aan den zuidwestelijken voet des
bergs uitmaakte. Hij werd Tawang geheeten, naar den naam
van een voormahg dorp, hetwelk eenige verwilderde vruchtboomen,
als het eenige teeken van zijn voormalig aanwezen,
had achtergelaten. Dit was het verst verwijderde punt, waartoe
de Avegbaners waren gekomen en van nu af aan moesten wij
ons voet voor voet een päd door het kreupelhout hakken; vijf
man, met hakmessen gewapend, gingen tot dat einde vooruit,
terwijl de overigen langzaam, de een achter den anderen, volgden.
Wij kwamen door de met rolsteenen bezaaide beddingen van verscheidene
beken, van welke de volgenden den meestcn rijkdom
aan water bezaten: lo. de kali Adirengo, 2». de kali Gendjong «, die
door eene tamelijk diepe, met woudgcboomte begroeide kloof
vliet, en 3». de kah Gendjong ; de zoo evengenoemde beek,
zijnde de laatste in deze rigting naar den berg heen, bereikten
wij ten 10 ure. Zij stroomt over den bodem eener zeer diepe
en breede kloof, welke hier tevens de grensscheiding uitmaakt
tusschen de hoogere, lommerrijke, oorspronkelijke wouden en
de lager gelegene, heete, in het kreupelhout nog met veel Glagah
en bamboes vermengde bosschen, uit laag groeijend geboomte
bestaande, waardoor wij ons met groote inspanning een weg
hadden gebaand. Van nu af aan werd het immer gemakkelijker
onzen togt door het woud voort te zetten; naar gelang, namelijk,
het woudgcboomte hooger, — alouder, de bodem donkerder,
zwarter, rijker aan humus, en het lommerrijke duister, dat
zieh over denzelven verbreidde, -somberder en minder afgcbroken
werd, — want in gelijke mate verdween het kreupelhout,
hetwcllL den reiziger, in de wildernissen der heete zonc, zoo vele
hinderpalen in den weg stelt. Nog hooger op werd het woud zelfs
door banteng-paden doorkruist; deze behoefden wij slechts te volgen,
om, als Over gebaande wegen, onzen togt snel voort te zetten.
In de nabijheid der kah Gendjong Averd eene reusachtige bamboes
soort zeer menigvuldig aangetroffen , Avaaruit het woud, hier
en daar, geheel en albestond. De stengels dezer bamboes-soort,
van welke de oudsten alliier 3/5 voet in diametcr hadden, lever