
i^li
hoogere streken der zuidzijde van den Merapi (zie lioofdstuk I. bl.
376), zoo bijzonder kenmerkt, heb ik, in mijne beschrijvingen, overal
Celtis montana (nieuwe soort) genoemd; thans Iieet dezelve Parasponia
parviflora en is, als een nieuw geslaclit, onder dezen naam
door Professor Mique] beschreven in <f Plantaj Junghuhnianae,»
Leiden, 1851. p. 68. — Mijne in het tegenwoordige werk insgelijks
herhaaldelijk genoemde Casuarina montana CTjémoro) heet thans
Casuarina Junghulmiana, Miq. (I, c. p. 7); — mijne Primula imperialis:
Cankrienia chrysantha, de Vr.(nov. gen.) (Jaarboek van de Konink.
Nederl.Maatschappijtotaanmoediging van den tuinbouw, 1850,
bl. 29—38.); —• mijn Anacyclodon pungens: Leucopogon javanicus,
de Vr., — en zoo zullen misschien nog meerdere door mij gebezigde
planten-namen veranderingen ondergaan, naarmate de heeren
Prof, en D^s. Miquel, de Vriese, Molkenboer, Oudemans, Dozij,
Bentham, van den Bosch, Bruijn, — die zich met de bewerking van
het door mij medegebragte herbarium bezig houden, — verder met
dien arbeid zullen gevofderd zijn.
Zoo ver hunne beschrijvigen, bij het ter perse zenden dezes,
zullen gedrukt zijn, zal ik steeds de door hen aangenomene benamingen
aanhaien, — zoo ver dit niet geschied is, zal ik'de door mij
gebezigde namen (volgens de op Java reeds door mij gemaakte voorloopige
bestemmingen) behouden, — welke dan later, indien zij in de
beschrijvingen der genoemde kruidkundigen eene verandering mogten
ondergaan hebben, in eene lijst, aan het slot van dit onderhavige
werk (of hoofdstuk) te voegen, verbeterd zullen worden.
i h ' -
1! i
= ti