
n- if
- 3
954
liol onbepaaidc bcrigt van Valenlijn, verkeerdelijk wordt opgegoveii.
» i) De tcgcnwoordige Kcloet, bij Kediri, ligt echler op
ccii Hjnrcgten afstand van 22 geographische mijlen, van den
Ririggit verwijderd. Wanneer wij nagaan welke redenen den
beer Müller hebben kunnen leiden, om een dergelijk oordeel te
Vellen, dan zien wij dat daarvoor slechts een enkele grond bestaat,
namclijk, de naam Kellöt of Golöt, welke door Mohr aan den
berg wordt gegeven. Aan de woorden toch, in 1772, ter neder
goschreven door een bewoner van Batavia, welke plaats, in
eene lijnregte rigting, op een afstand van 85 geographische
tnijlen van den berg is gelegen: «ook meent men te weten,
dat die Berg veel nader bij Kadiri, dan bij Passourouang legt,»
zal wel niemand eenige waarde hechten, die een blik werpt
op de kaart van Java van Rafiies, waarop een 10,000 voet
hooge vnlkaan, de Rawon, geheel en al onvermeld is gebleven,
of op de kaart van van der Velde, waarop onder anderen eene
rivier, en dat wel eene bevaarbare rivier, over eene 5,000 voet
hooge bergketen heenstroomt, hoewel de eerste in 1820 en de
laatste in 1846 is bearbeid geworden. 2) Naar mij voorkomt is
de heer Müller (1. c.) zeer ingenomen gevveest met het schijnbaar
officiele karakter van het genoemde berigt, dewijl Mohr bladz.
93 zegt: «men gelieve te weeten, dat deze twee opgegeeven
gevallen» (ten opzigte van den Kellöt in 1586 en van den
Lawoe in 1752) «zaaklyk getrokken zijn nit eene Missieve door
den Gouvei'nenr en Raad van Samarang aan de Hooge Regering
te Batavia, op den 10 Mey 1752» gezonden.
Maar hoe is het mogelijk, dat de heer Müller meerdere
waarde kan hechten aan eene mededeeling, welke eerst 166
(een honderd zes en zestig) jaren na de gebeurtenis gesehreven
werd, «dus« (gelijk Mohr zijn berigt zelf aanvangt) «bijnatwee
eeuwen geleden», namelijk, na de nitbarsting; zulks valt te
meer in het oog, wanneer men bedenkt, dat deze nitbarsling
plaats greep, lijdens volstrekt geene Nederlanders, nog veel
Zio Verliancl. der Natuurk. Commissio. Land en Volkenkunde p. 459. '
' ) Op de schoone kaart van Lo Clercq is de ligging dezcr deelen met juistheid
voorgesteld geworden.
L' Ii
955
minder Gouverneurs van Samarang op Java aanwezig waren,
dewijl «de eerste scliipvaert der Holländers na er de Oost Indie
met vier schepen onder 't beleydt van Cornelis Houtman,»
enz., eerst in 1595 werd ondernomen? — hoe kon hij die mededeeling
stellen boven het authentieke berigt van Cornelis
Houtman, die zieh slechts 10 jaren na de uitbarsting te Panaroekan
bevond, die den berg met zijne dampzuil zag, peilde
en denzelven beschreeff — Hoe kon hij daaraan zulk eene
waarde hechten, daar het immers duidelijk in het oog valt, dat
het alhier bedoelde rapport, d. d. den 10 Mei, 1752, slechts
betrekking had op de uitbarsting van den Lawoe, welke 10
dagen vroeger, namelijk, op den Mei had plaats gehad, —
dat het wijders slechts bij àezQ geleyenheid M'as, dat er melding
werdgemaakt ook van die vroegere uitbarsting, die vöör 166
jaren, namelijk, in 1586, plaats greep, hetwelk waarschijnlijk
geschiedde naar mondelinge berigten der Javanen, die dezen
berg((Kellôt of Golöt» noemden, maar niet regt konden opgeven
waar hij gelegen was ?
Derhalve is het slechts op grond van dezen naam en van
niets anders, dat de heer Müller de uitbarsting kan toeschrijven
aan dien berg, welke tegenwoordig Kêloet wordt geheeten
en in de nabijheid van Kediri ligt. Het is niet slechts mogelijk,
dat inboorlingen zieh vergist hebben, bij gelegenheid dat zij
opgaaf deden van den naam diens bergs aan den Gouverneur
van Samarang, of aan Mohr te Batavia, — welke dwahng voortsproot
uit hunne onbekendheid met de topographie des lands,
dewijl Samarang 35 en Batavia 85 geographische mijlen van
den Kêloet en nog 22i/2 mijlen verder van den Ringgit verwijderd
zijn, — maar daarenboven moet in aanmerking worden genomen,
dat in een tijdsverloop van 2>/2 eeuwen de namen der
bergen op Java veranderd kunnen zijn; dit geldt voornamelijk
ten opzigte van die bergen, wier gedaante eene verandering
heeft ondergaan, gelijk met den vulkaan van Panaroekan het
geval is, welks schedel waarschijnlijk eerst ten gevolge dier
vreesselijke uitbarsting van 1586 hare tegenwoordige zuil- of
muurvormige gedaante heeft verkregen, waarnaar de gansche
i
.1 *
• . ^