
r.;
1306
papachlig vlooibaren, vcUigcn, ihonachligcn mockler, op welks
oppervlakte hier en daar dünne lagen bergolie drijvcn. De tcniperatuiir
van den modder was in Augustus, 1837, des voormiddags
len 10 ure, iets hooger (92,0' Fahi-.) dan de teniperatuur der
lacht (86,0= Fahr.).
5» Aan de westeiijke helling van den vulkaan Tjerimai, bencden
desa Argalinga, wordt in de breede bedding der kloof van de
Iji Bedas, ter hoogte van ongeveer 2,300 voet boven de oppervlakte
der zee, cene grijsklenrige thon-laag gevonden, waarin de
Javanen een schacht ter diepte van 7 voet hebben gegraven. Op
den bodera van dezen schacht loopt modderig water te zamen
enwelt aardolie op, welke op het water drijft en binnen 2 4 uren
cene laag vorint, dik genoeg om met lepels, uit halve kokossclialcn
gemaakt, opgeschept te kunnen worden. Naar men verhaalt,
weit gednrende het drooge jaargetijde eene grootere
hocveclheid uit den bodem op dan gedurende de natte maanden
des jaai's. (De naastbij gelegene liggende laag is van vulkanischen
aard.)
4" In de bedding cn aan den oever der kali Lambir, aan
de noord-noordoostelijke helling van het Dieng-gebergte (Praoe),
sijpelt op verscheidene plaatsen bergolie uit den bodem op. Zie
vroeger, op blz. 266, de warme bron van Plantoengan, in
welker onmiddellijke nabijheid deze plaatsen zijn gelegen. (Vulkanische
bodem.)
S» Te rekcnen van Seiokaton verlengt zieh de noordoostelijke
helling van den Praoe (Dieng) in een oneffen hoogland, dat
van eene hoogte van 1,500 voet boven den Spiegel der zee
allcngs, doch zeer zacht naar het oosten daalt, terwijl het
daarentegen aan de noordelijke zijde in een loodregt nederda-
Icnden wand eindigt; vergelijk hiermede bladz. 264. Aan den
voet van dezen muur, welke uit een vulkanisch conglomeraat
is gevormd, komt, beneden desa Tjoeroek, het tertiaire gebergte
aan de oppervlakte des bodems te voorschijn; het zijn, namelijk,
lagen van een kalkachtigen zandsteen, die verder oost-
\\aarts met kalkbanken is bedekt en, in de rigting van het
noorden, wcldra onder den alluviaal-bodem verdwijnt. In deze.
1307
läge tertiaire landstrcek — deze zandstccnstreep,— worden
verscheidene plekken aangetroffen, alwaar aardolie uit den
bodem opwelt. Ook te dier plaatse is het, dat de met Jodiuui
bezwangerde bi'onnen van Asinan en Gebangan worden gevonden,
waarvan wij reeds vroeger op bladz. 264 en 265 hebben
gesproken.
Go In de nabijheid van het «eeuwige vuur», namelijk, oostwaarts
van deze plaats, op een afstand van I1/2 engelsche mijl
westwaarts van Poerwodadi, worden, aan de helling van den
heuvel Ngemba, ketelvormige holligheden in den bodem gevonden,
waaruit aardohe opwelt. Zie bladz. 1180.
Te dezer plaatse worden derhalve bronnen van aardolie en
van koolstofhoudende waterstof-gas in elkanders onmiddellijke
nabijheid aangetrofien. Beide wellen op uit den thon-bodem,
die, naar het toeschijnt, bestaat uit eene alluviaal-formatie,
waardoor eene dalvormige uitholling van het tertiaire gebergte
wordt opgevuld, welks bodem beneden het niveau der zee is
gelegen.
7" In de bedding der kali Solo, nabij het dorp Temoegiring,
residentie Madioen, weit insgelijks bergolie op in een zuiver neptunisch
gebied.
80 Zoo worden insgelijks op het geheel tertiaire Madoera,
4 ä 5 palen noordwestwaarts van het dorp Tjipanas (warme
bron), aardolie-bronnen aangetroffen, welke, naar men zegt,in
vroegeren tijd eene grootere hoeveelheid van deze vloeistof hebben
opgeleverd dan thans. Het zoo even genoemde dorp ligt op
een afstand van 17 palen van Soemaiep, in de nabijheid van
den weg naar Pamakasan. ')
Nog een aantal andere plaatsen heb ik, in het terliaire gebei'gte
van Java, aangetroffen, alwaar aardolie, hoewel in geringe hoeveelheid,
uit den bodem opwelt.
hm
1
Zie Natuiir- en Goneeskundig avchief, Batavia, 2. pag. 334.
Ten einde eene voUedige opgave te kunnen doen van al die plaatsen, waar zulks
voorkomt, zou ik al mijne dagboeken behooren te doorzoeken en aangezieii al deze
verschijnselen volkomen met elkander overcenkomen, zou noch de moeite, noch de
daaraan bestecde tijd door het verkregen resultaat worden beloond.