
i J
15!
rP
Iii
f: ^ M
I I
Ii"
1U8
dal .neu n.cl vrecs aan de niogelijklicid van licl pluals grijpen
ccncr aardheviiig dacht.
Nietlegcnslaandc dit alles hadden de Javaneu hier op den
1,00-sten top, lusschen de steenblokken, ecne hut gebouwd,
dooi welker reten wind en wolkennevel hutnie snerpende koude
deden gevoelen. Een Sterke wind, die aanhoudend uil het zuidooslen
blies, dreef den wolkennevel vöör zieh uit, waardoor
ons tevens alle uilzigt werd benomen. Ik vergenoegde nuj, in
de stille hoop, dat het weder eindelijk zou opklaren, met het
stellen niijner instrumenten en het doorkruisen der naastbij
o-elegene streken, terwijl de Javanen wiren aanlagen en de
kleine hut, welke met touwen aan de rotshlokken moest
worden vast gebenden, ten einde te verhoeden, dat de wind
haar wegblies, zoo confortabel inrigtten als doenhjk was. In
cen dezer rotsblokken waren verscheidene karakters gegriffeld,
waarsehijnhjk de voorletters der namen van voormalige bezoekers
van dit oord. Deze hoogste top van den Ardjoeno (Widodaren)
ligt, Velgens het gemiddelde bedrag van verscheidenc
waarneniingen, welke ik berekend heb op de basis van gelijktijdige')
waarnemingen te Probolingo gedaan, 10,350 voet
boven den spiegel der zee.
De meeste blokken waren 3 d 5 voet dik; sommigen echter
hadden eene reusachtige grootte, allen waren onregelmatig van
vorm, met scherpe kauten en spitse punten en lagen zonder
eenige orde en daarbij zoo los op elkander gestapeld, dat allerwege
gaten, grotten, ja, als het wäre groote vensters tusschen
de blokken gevonden werden, waar men doorheen kon zien.
Sommige blokken bestonden uit een fraaijen, lichtgrijs gckleurden,
groflu-istallinischen trachiet, gelijk L. n" 243 (Bat.no 40.),
waarin eene geringe hoeveelheid hornblende voorkomt, waarschijnlijk
overblijfselen van den ondsten, voormaligen kratermuur;
anderen daarentegen, L. n« 244 (Bat. no 41.) en Bai.
0 Op hotzolfdo nur, doch op vorsclnllondo dagon kort to voron gedaan.
V, De noordclijko hock van den Widodarfen wordt van den top dos Scmeroc
cepeild in het noordcn 42"/,° ton wcsten. Van daar gozion, vormt hy met den
Bocdoleniboc van liet TCiiggcv-ijcbergte oon hoek van 68°39'.
X
114')
no 42, bestonden uit eene Irachiet-lava, waarvan verscheidene
varieteiten werden aangetroilbn, welke buiten twijfel cen jeugdiger
product des vulkaans of wel eene trachielsoort waren,
welke, len gevolge van nieuwe smelting, van hoedanigheid
v^as veranderd, terwijl enkelen werden gevonden, die in eene
geelachtig witte, brokkelige massa waren overgegaan, uithoofde
het lava-gesteente, waaruit zij bestonden, door de werking
van zure dainpen was vergaan: Bat. no 43. Het meerendeel
dezer rotsblokken was nog hard, vast enhad eene kale, gladde
oppervlakte, terwijl bij eenige weinigen sporen van verweering
werden waargenomen.
üit dergelijke rotsblokken, welke zieh spits en puntig boven
elkander verheffen, is de hoogste. kleine hoorn des vulkaans
gevormd, waarop wij ons thans bevinden; de andere hoorn,
welke wij op onzen togt hebben bezocht, ligt in het west-zuidwesten
vau hier en is niet veel lager dan deze^ doch heeft
cen breederen schedel. De rots, waaruit hij bestaat, is meer
met aarde bedekt, en minder verbrokkeld; de rotsbrokken,
welke aan zijne oppervlakte worden gevonden, zijn kleiner,
terwijl de boschjes van Alpenboompjes, welke hunne wortelen
tusschen de puinbrokken hebben geschoten, aldaar talrijker
zijn dan die, welke op dezen hooger rijzenden hoorn worden
aangetroffen. Beide vereenigd vormen den hoogsten zuidoostelijken
top van het gebergte en zijn bekend oncler den naam
van;goenoeng Widodar^n, terwijl het gebergte, in zijn geheel
genomen, goenoeng Ardjoeno heet. Op een afstand beschouwd,
heeft het profiel des bergs de gedaante van eene halvc maan
met opwaarts gekeerde horens; vergel. Ardjoeno Figuur 4,
5 en 6. Naar de buitenwaarts gekeerde zijde, d. i. naar het
zuidoosten, gaan zij aanvankelijk steil, doch later met eene
zachtere glooijing in de berghelling over; naar de binnenwaarts
gekeerde zijde, d. i. naar het noordwesten stört zieh de smalle
rand, vooral die van den oost-noordooslelijken hoorn, waarop ons
luchtig huisje is gebouwd, -— loodregt in eene ijziirgwekkende
diepte neder, die ik, wel is waar niet heb gemeten, maar
welke stellig niet minder dan 700 voet kau bedragen. Uit-
1