
TWEEDE SCHETS.
V U L K A A N 15: GOENTOER. $
(Zie hoofdstuk 1. blz. 73.)
"Ten eindc eeaen periodieieii terugkeer van, of in het algemcen dp
weiten waarnaar immer voorlgaande veranderingen in de natuurplaats
grijpen te leeren doorgronden, worden zekere vaste punten, zorgvnldig
gemaakte waarnemingen vereischt, die, aan bepaalde tijdperken ver-
Iionden, tot numerieke vergelijkingen kunnen dienen.»
( H D M B O I , D T , VeberdenBau und die Wirhmgsari der Vulhane.)
Garoet, den dö^"'' Augustus.
Vroeg in den morgen van den 10 Augustus zettede ik mijne
reis welgemoed voort. ße heer J. Maier, die zieh ter herstelling
zijner gezondheid met verlof in deze streken ophield, vergezelde
mij van laier. Mijn wagen en mijne pakkaadje werden op den
postweg naar Soemedang vooruitgezonden, — en in een ligter
rijtuig, met paarden van den Regent bespannen, vlogen wij
nu in eene vrolijke stemming oostwaarts heen over het plateau.
Twee posten ver (de eerste Sindanglaja, de tweede Oedjoeng
broeng wetan, beide op een afstand van ö a 6 palen van elkander
gelegen) volgden wij den grooten weg, welk gedeelte van denzelven,
ter vermijding der moerassige plaatsen in de vlakte, digt
längs den voet der bergen, namelijk, längs de helling van den
Poelosari en van den Manglajang heen loopt; oostwaarts van
het tweede poststation sloegen wij een smalleren binnenweg in,
die in eene zuidoostelijke rigting door het oostelijkste gedeelte
der vlakte van Bandong tot aan Tjitjalengka leidt. Vele kleine
moerassen, met Potamogeton, zelfs met Chara-soorten omgroend,
bedekt met Pistia stratiotes en getooid met de bloemen der Villarsia
indica, ja, eenigen zelfs met de schoone Lotosbloemen
gesierd, doen zieh van tijd tot tijd aan het oog des reizigers voor.
Ten gevolge van de gedurige bogten, die de paarden nn eens
naar de regter- dan weder naar de linkerzijde maken, uithoofde
zij door de onbekwaaraheid der voerlieden (gelijk bijna overal
op Java het geval is) niet te mennen zijn, loopt men dikwcrf
gevaar in eene al te naauwe aanraking te komen met de bewoners
dezer moerassen en door de ordelooze wijze, waai'op de
Javanen te werk gaan, blijft het een wonder, dat men er in
het algemeen genomen nog heelshuids afkomt. Zonder hulp van
2 of 3 loopers, die bij een gewonen wagen in Europa geheel
onbekend zijn, maar die hier ieder oogenblik van hunne zitplaats
achter den wagen moeten afspringen, ten einde de paarden te
besturen, zou men op Java niet ver komen, en wien, die op
Java gereisd heeft, klinken de onophoudelijk herhaalde woorden
«pitjah streng»— «lijst poetoes!» niet in de ooren, die,
wanneer het goed gaat, stellig een driewerf herhaald oponthoud
tusschen elk poststation veroorzaken? Van Tjitjalengka werd
ons rijtuig weder door buffels tegen den tusschenrug, tusschen
den berg Mandalawangi ten zuidwesten en den Boedjoeng
in het noordoosten, over welken de wegpas naar Leles
hcenleidt, opgetrokken. De bodem bestaat hier voornamelijk
uit eene harde, roodachtige klei, waarin vele steenbrokken
worden aangetroffen en welke hoofdzakelijk met Älang- en
Glaga-grassoorten is begroeid, waar tusschen duizenden van
kleine Malaka-boompjes (Embhca officinalis) en eenige hier
en daar verstrooid staande Acacia's worden aangetrolfcn. In
dergelijke wiklernissen, —• door den mensch, uithoofde van
de onvruchtbaarheid des bodems en het gebrek aan water,
vermeden, doch waarin zieh vele herten opliouden, — is het
dat de groote drijfjagten der Regenten plaats grijpen. Het
hoogste gedeelte van den pas, tusschen de twee genoemde
bergen gelegen, is vlak, op de wijze van een plateau, heeft
eene breedte van '/s tot 1/2 paal van den eenen berg tot den anderen
en eene lengte, in de rigting van den weg, vanl'/a paal.
De noordoostelijke of Bandongsche rand van het plateau (van
waar de Boedjoeng in het noorden 20' ten oosten en de Mandalawangi
in het zuiden 5° ten oosten wordt gepeild) ligt echter
31