
m
woudgeboomte was begroeid; het zonk zoo diep benedoa de
omliggende streck, dat de toppen der boomen, welke het droeg,
op gelijke hoogte kwamen met de oppervlakle van den niet gezonken
bodera. ')
VI. OPHEFFING VAN DEELEN DER AARDOPPERVLAKTE.
Het opstygen van nieuwe bergen en rotsen door vulkanische
krachten.
d8d6. Timor. In de baai van Koepang, aan .de zuidwestkust
van Timor, Steeg in dit jaar, vergezeld van een onderaardsch gedruisch,
eene grOote rots uit zee opwaarts; zij werd tot een eiland,
hetwelk later door vvouden werd bedekt en den naam verkreeg
vanpoelo Boeroeng (Vogel-eiland. — Zie Francis, over Timor,
in het Tijdschrift v. Neerl. Indie.)
08^3. Java. Aan de zuidzijde van het eiland Gili genting,
hetwelk voor de zuidoostelijke kust vanSoemenep, op Madoera,
ligt, en derhalve wordt gevonden in eene noordelijke rigting van
den voormaligen vulkaan Ringgit, op Java, Stegen in den nacht
van den 17'*''" Februarij twee rotsen uit de zee op, die met
het vloedgetijde ter hoogte van een Rijnlandschen voet boven
water stonden. Kort vöör het zigtbaar worden dier rotsen,
rees de zee aldaar in eene ontzaggelijke baar opwaarts. (Jav.
Cour, van den 15''» Maart, 1843, no 21.)
FEITEN TEN BEWIJZE DAT VERSCHEIDENE GEDEELTEN DER ZUIDER KUST
VAN JAVA IN EEN ZEER LATEN (POSTTERTIAIREN) TIJD , IN DE
TEGENWOORDIGE GEOLOGISCHE PERIODE, 20 tOt 2 S VOET ZUN
OPGEHEVEN GEWORDEN.
lo. — De uiterste, zuidwestelijke hoek van Java, aan den
ingang der straat Soenda, wordt gevormd door den g. Pajoeng,
een gebergte, hetwelk grootendeels bestaat uit trachietische
Volgens Valentijn, Oud- en Nienw Oost. II. 2 bladz. 17. (Vergel. vroeger,
blaclz. 1385.)
1437
steensoorten, welke het tertiaire geborgte hebben doorbi'okeii.
Dit laat zieh vooral duidelijk waai'nemen aan den steilen westelijken
voet des Pajoeng, waar zieh deelen van het eruptiegebergte,
in de gedaante van torens en pilaren, ter hoogte van
SO à 200 voet op het Strand, ja, zelfs uog in zee verhelfen;
dit eruptie gesteente heeft de thon- en kalkachtige
zandsteenlagen van het tertiaire gebergte gebroken, opgerigt,
uit hun verband gerukt en van hoedanigeid doen veranderen.
Zij zijn allen meer of min verhard. De g. Rangkong onder
anderen is eene trachietnaald (het uiteinde van een gang, hetwelk
boven de oppervlakte des bodems uitsteekt), waar van de
benedenhelft door dergelijke neptunische lagen als in een
koker is ingesloten. (Zie 3'® afdeehng, het tertiaire gebergte,
kap. 10.) Deze Streek behoort tot het distrikt Tjibalioeng van
het Bantamsche regentschap Tjiringin.
Aan de oostelijke zijde van den g. Pajoeng is de tertiaire
basis bedekt met vlotten, behoorende tot den jongst gevormden
zeezandsteen, welke in eene volkomen horizontale
rigting tegen den voet des g. Pajoeng steunen; deze zijn bij
gevolg niet mede opgeheven geworden, maar behooren tot
eene latere formatie. Het mag niet zoo zeer een zandsteen,
dan wel eene brekzie worden genoemd, waarin slechts eene
geringe hoeveelheid zand voorkomt, maar welke daai-entegen
hoofdzakelijk bestaat uit brokstukken van zeeschelpen, koralen
en Balanen, welke gedeeltelijk zeer groot zijn en door middel
van koolzuren kalk zijn verbonden; in deze brekzie worden zeer
^eXegave of althans slechts zeer weinig beschadigde zeeschelpen gevonden
, waarvan zelfs bij velen de oorspronkelijke kleur is bewaard
gebleven en die allen tot dergelijke soorten behooren, welke nog
hedendaags in de nabij zijnde zeeën levend worden aangelroffen.
Deze zonderlinge, uit verhrijzelde scheJpengevormde brekzie-,
L. no 373, bezit eene buitengewone hardheid, is zeer vast en
klinkt onder den hamerslag even helder als metaal; zij is afgedeekl
in platen (lagen), waarvan de bovensten eene dikte hebben van
IV2, de benedensten daarentegen van 3 à 5 voet. Zij zijn innig
zaâniverbonden en liggen in eene volkomen horizontale rigting.
91