
„ !li
• 'l' il
^ .1i ; 824
pendc rotslageii, niet smalle naar beneden loopende verticalo
lijsten zijn voorzien. Eene latere ophooping yan vulkanische
uitwerpselen aan de rotswanden lieeft ook aldaar plaats gegrepen.
AI deze ribben of lijnregt afloopende lijsten zijn, boven
aan den rand (der ringmuren of van den dwarsdam), smal en
nenien naar beneden, naar den voet van den wand heen, in
breedte toe, juist het omgekeerde als aiet hare tusschengroeven
of kloven het geval is, die, namelijk, van boven niet
slechts het breedst, maar ook het vlakst zijn.
De gemiddelde dikte dezer lagen of lava-banken bedraagt
3 0 ä 4 0 voet;evenalsmetde helling van het gebergte over het
algemeen genoraen het geval is, zoo maken ook deze lagen
een hoek van 15 ä 20'' met den horizon; zij bestaan uit gesteenten,
waarin eene groote hoeveelheid veldspaath voorkomt,
doehdie arm zijn aan hornblende, zoo als Bat. n" 57, een fijne,
helder grijze traehiet van den Her; L. n» 251 (Bat. n» 59.)
van den dwarsdam; L. n« 250 (Bat. n» 58.) van nabij daarmede
overeenkomende trachietische lava-soorten van de hoogere
banken des Ider, nu eens met, dan zonder blaasruimten, somtijds
met hornblende voorzien; op geene enkele plaats heb ik
echter verslakte steensoorten, of jongere lava in den ringmuur
aangetroffen.
IV.
Het noordoostelijke groote splijiingsdal van den Tengger.
Alvorens wij tot de beschou'wing van den kraterbodem overgaan,
moeten wij eerst de voortzetting van den kratermnnr
vervolgen en de groote spieet of kloof leeren kennen, welke
zieh tnsschen denzelven naar het noordoosten heen bergafwaarts
uitstrekt. Gelijk reeds vroeger is aangemerkt geworden, liggen
de beide hoektoppen van den ringmuur 15,700 voet van elkander
verwijderd; zij verheffen zieh 1,500 ä 1,700 voet boven
den Dasar, en worden aan hunnen voet door een dwarsdam
ter hoogte van slechts 430 voet, verbonden. De breedte van dezen
dwarsdam, metende 13,320 voet (2V3 minuten) is derhalve
825
ook de breedte van het bovenste gedeelte van het splijtingsdal,
het welk onmiddellijk aan den Öasar grenst en met verscheidene
dorpen, waartoe Wonosari behoort, bedekt is. Deze groote breedte
neemt echter weldra aanmerkelijk af en vermindert zoodanig,
dat dezelve beneden Wonosari slechts eene minuut (ä 5,710')
bedraagt; terwijl de zuidoostelijke bergtop Boedolemboe zieh in
eene regte, ongebogene rigting naar het noordooslen verlengt,
en als een zaeht glooijende bergrand benedenwaarts daalt (doch
met een steilen binnenwand), zoo beschrijft daarentegen de
noordwestehjke bergtop Gedalo, in zijn verlengd gedeelte, eerst
een wijden halven kring naar het oosten, wendt zieh vervolgens
zuidwaarts heen en eindigt in een pilaarvormigen hoek, goenoeng
fiinggit genaamd, welke van den tegenover liggenden rand
(uitgaande van den Boedolemboe) nog slechts 6,500' verwijderd
is. Eerst van dezen hoek «Ringgit» zet zieh de rand in eene
regte rigting, en evenwijdig aan' den tegenover denzelven hggenden
rand, noordoostwaarts voort; even als deze begrenst gene,
met zijnen steilen binnenwand, het splijtingsdal, welks bodem
thans nog slechts eene breedte van 4,500 voet bezit; deze
breedte blijft het dal, in zijn lijnregten loop naar het noordoosten,
Over eene groote uitgestrektheid behouden; deszelfs wanden
verminderen van eene hoogte van 1,000 voet, naar mate zij
lager dalen, allengskens tot op 500 voet; in de Jaagste zone
des bergs wendt de kloof zieh geheel naar het noorden heen,
alwaar zijne wanden te niet uitloopen. (Dat de rijweg van Probolingo
door deze kloof over desa Soekapoera bergopwaarts
loopt, is ons reeds vroeger bekend geworden.)
Het schoonste gedeelte van dit splijtingsdal is de bovenste
Streek, welke zieh van den rand van den dwarsdam tot aan den
goenoehg Ringgit benedenwaarts uitstrekt en aan de noordzijde
door den hoog oprijzenden halven kring, tnsschen den Gedalo
en den Ringgit, wordt omsloten. Uit den pasanggrahan, welke
ongeveer in het midden dezer «bogt van Wonosari» gelegen is,
stuit het oog in het noordwesten, noorden en oosten tegen
hooge bergwanden en geniet het slechts door de enge ruimte
van het splijtingsdal, in de rigting waarin het dal naar beneden