
604
boom')) welke builengcwoon sncl oiogrocit, doch uilhooicle liij
jiuirlijlis gesnoeid wordt, zecr zeldzaam bioeil en bijna nooit
rijpc vruchten draagt; uit zijnen hast vloeit eene gom, welke
niet de arabisclic gom veel overecnkomst heeft. Nergeiis groeit
deze boom op Java in bot wild, en te vergeefs doetmen onderzoek
naar zijn waar vaderland. 2)
Van Cheribon naar Têgal reizende heeit men dit zeestrand,
van waar zieh de weg somwijlen 2 à 3 palen ver verwijderd, aan
de linkerhand; ter regterzijde, doch in het blaauwende verschiet,
ontwaart het 00g de verbindingsketen tnsschen den berg van
Cheribon (Tjerimai) en dien van Têgal (Slamat), welke, zonder
ergens afgebroken te worden, van den eenen naar den anderen
voortloopt. Slechts in de nabijheid van den westelijken voet
van den berg Têgal schijnt znlks het geval te zijn, althans vormt
dezelve aldaar eene zeer diepe tusschenruimto ter breedte van
verscheidene palen-, deze tusschenruimte schijnt slechts 5 cà 600
voet hooger te hggen dan de alluviaalvlakte, terwijl waarschijnlijk
een wegpas van Têgal naar Banjoemas over dezelve heenloopt. s)
Ten 3 ure kwam ik in" het eenigzins sombere Hôtel van Têgal
aan, alwaar ik een gezelschap van scheepsgezagvoerders aantrof,
wier manieren, na een zoo langdnrig oponthoudonder Javanen en
gcjavaniseerde Europeers mij geheel nieuw en vreemd voorkwamen;
znlks maakte een indrnk op mij, die niets minder dan
aangenaam was, en ik zon gaarne onmiddellijk weder zijn afgereisd,
indien mij znlks mogelijk wäre geweest. WeUigt zou
het anderen, die zieh gelijk ik gedurende velejaren bij voorkeur
in de binnenlanden van Java hadden opgehouden, insgelijks zoo
0 Dezelve komt het naast overeenTnet het geslaeht Spondias (familiae Tevebintbaeeae,
tribus Spondiaceae); bij onderscheidt zieh echter vanbetzelve doorzijne germina,
welke ik in een tuin, te Batavia, slechts eenmaal in bijna rijpen Staat beb aangetroffen.
(„Germina basi neetario annuliformi cincta, 4 s. 5 oblonga, supera,
stylis 4 s. 5 ereetis brevibus crassiusculis coronata, dein in fructum unum concreta
cylindricum ex abortu monospernum; bacca drupacea;,styli pctalis oppositi.)"
Dit zou misschien door tusschenkomst der plaatselijke overheid uitgevorscht
kunnonworden.-Hetmenigvuldigstkomcndezelveninde nabijheid van Samarangvoor.
=) Lalßn aanmerlcing. Dit is werkelijk het geval; op of aan dien wegpas ligt de
plaats Pctoegeran en van daar voert de wog ziüdwaarts naar AdirSdjo (in Banjoemas).
%
gegaan zijn. Is het mogelijk ergens ter wereld een sterker
kontrast te vinden dan het stille, bedaarde karakter van den
Javaan, die in alles wat hij verrigt even omzigtig te werk gaat,
die zieh nooit driftig maakt en die, wanneer hij een hoofd is,
zijne bevelen, al betreffen zij de gewigtigste aangelegenheden,
ZOO Stil mogelijk, ja, het liefst met eene fluisterende stem
aan anderen geeft, — terwijl daarentegen deze woehge zonen
der zee geen enkele keer om «sopi pait» konden vragen, zonder
lakas ! lakas ! te roepen en er nog een half dozijn « God verdomme's
» aan te knoopen; die zieh over de vredelievendste
zaken der wereld op eene wijze onderhielden als of zij, met de
spreektrompet in de hand, hmine bevelen aan de matrozen
uitbulderden, als of het in de herberg even hard stormde als
op zee? De jongste van het gezelschap was zulk een clolleman,
dat hij zieh den tijd niet gnnde om te eten, maar als
een wilde door het huis liep. Liever had ik den nacht in den
eenzaamsten krater doorgebragt ! Dit gemis aan rüstige bedaardheid,
dat voortdurende opbrnischen des gemoeds, die hartstogtelijke
drift maakten een even onaangenamen indruk op de
Javanen. Toen de eerste afreisde, gaven de bedienden hem
eenige krnisen na en hun «Slamat djalan» (kom nooit terug!)
kwam gewis van den bodem hnns harten. En toch heb ik ook
Enropeesch bloed. Zou het waar zijn, dat men hier eindelijk
veel van het Javasche karakter overneemt, wanneer menjaren
lang onder hen geleefd heeft, en dat men een afkeer krijgt
van alle hartstogtelijke en levendige gemoedsaandoeningen ?
Zeker is het*', dat het klimaat het zijne daartoe bijdraagt en
de groote hitte van buiten heeft eene vei'koelende werking
op- het hinnenste des menschen.
Op den d9 Jugustus leide ik van 61/2 tot 11 ure den afstand
tusschen Têgal en Pekalongan af, op welke reis ik slechts eene
enkele beek van eenig belang of eene kleine rivier, de kali
Tjomal op eene doorwaaclbare plaats passeerde, üit den goenoeng
Slamat, vulkaan van Têgal, Steeg eene ter naauwernood bemerkbare
dämpwolk op, hetgeen mij te vreemder scheen, dewijl
ik zijne kruin in 1839 en in 1840 nooit zonder dikke dampf
är
F'