
548
den, tot boompjes van niet meer dan 10, l b à 20 voet hoogte,
met kransvormige >) naar boven gerigte takken, van welker
twijgen de naaldvormige bladen, benevens het baardmos lang
en slap afhangen. Hoewel daarenboven al de overige soorten,
b. v. de Agapetes vulgaris, Antennaria javanica (Gnaphalium j.)
onder dezelve worden aangetroffen, zoo is het echter duidelijk,
dat deze Podocarpus verre weg het menigvuidigst voorkomt,
welke door hare zonderlinge, fraaije gedaante aan de kruin
van den Tjikorai eene zeer eigendommelijke physiognornie bijzet.
Overigens is de woudbodem in deze zone, van 7,500 voet
af, getooid met gelijke planten en bloemen, vooral met Balsamina,
(micrantha Bl.) Viola-, Plantago- en Sanicula-soorten
(met uitzondering echter der Primula imperialis) als die, welke
op den Mandalawangi worden aangetroffen en op alle kruinen
der Javasche bergen van eene gelijke hoogte te huis behooren.
Wij volgden ten laatsten de kanaalvormige paden derrhinocerossen,
welke bijna op alle hooge kruinen van Westelijk- en
Midden-Java getrouwelijk den weg voor den reiziger banen^);
00k over den hoogsten top van den Tjikorai hebben zij hunne,
zieh menigwerf kruisende paden gevormd, Nergens echter ontwaarden
Svij versehe sporen dezer dieren, zoodat het schijnt, dat
zij den Tjikorai in den laatsten tijdniet meer hebben bezocht.
Ten half vier ure bereikten wij den top des bergs ; onze
eerste zorg was het bouwen van hutten, zoodra al de koelies
met onze pakkaadje waren aangekomen. Het kleine woudgeboomte,
bestaande uit Agapetes (Thibaudia), Antennaria (Gnaphalium),
Hypericum, Rhododendron en Rubus-soorten (van welke
de Agapetes vulgaris de grootste hoogte,namelijk, 15'bereikte)
werd op verscheidene plaatsen weggehakt en verder lieten wij
de hoogste toppen der aan den rand der kruin staande boomen
^ ,1
') Verticillati.
' ) In mijne „Botanische togten door het wouclgebergte van den Panggerango, den
Mandalawangi en den Gèdé, in 1839" (Maagdenburg, bij Baensch, 1845), wordt de
physiognomic der plantenwereld, in verschalende hoogten, uitvoerig geschiklerd.
' ) De oostelijkste borg, waaropzij voorkomcn, isdeSlamat; op den Dieng worden
zij niel gevonden.
afkappen, ten einde ons een vrij uitzigt naar alle zijden heen
te verschaffen. Vier hoekpalen, met daar over uitgebreide matten,
ook aan de zijden ten deele met matten, ten deele met
boomtakken behangen, stonden weldra overeind; even snel
werden matrassen en dekens in de binnenruimte uitgespreid, —
want onze vriendelijke gastheer uit Garoet had Voor alles
gezorgd! ^— waardoor ons een fuchtig, maar echter aangenaam
verblijf werd verschaff, zoo goed ingerigt, als men bij
mogelijkheid zulk eene hoogte, wanneer het bouwen zoo vlug
van de hand gaat, kan verwachten. Weldi-a Stegen de vlammen
van verscheidene vuren op^ tot het onderhouden derzelven werden
geheele boompjes, vooral de veel olie- en hars bevattende Antennaria
javanica gebezigd. Vrolijk schertsend zaten de Javanen
rondom de knappende vlammen en bewezen op eene voldoende
wijze door hun geschater, dat zij zieh wel bevonden en dat
ook ztj iets van het genot smaakten, hetwelk men berglust
noemen mag.
Dewijl het mede mijn oogmerk was waarnemingen over de
temperatuur te maken, zag ik mij, helaas! genoodzaakt van
mijne reisgenooten te scheiden, die meer zuidwestwaarts heen,
een weinig beneden den top des bergs, een voor den \vindmeer
beschütten, vlaklcen voorsprong tot hun nachtverblijf hadden
gekozen, — en moest mijn bivouak op den hoogsten top des
bergs opslaan, alwaar (op een grooten afstand van het vuur)
mijne instrumenten hingen en een gat gegraven was, ten einde
den warmtegraad van den bodem, 2 en 3 voet beneden deszelfs
oppervlakte, te meten. Van het oostnoordoosten naar het westzuidWesten
ruim 50 voet lang, bij eene breedte van 30 voet,
vormt deze spits een klein plat, rondachtig van vorm, hetwelk
aan alle zijden, van de scherp begrensde randen af, steil in de
met woud bedekte berghellingen afdaalt en slechts aan de westzuidwestzijde,
ongeveer 25 a 30' lager, nog eenen tamelijk ruimen
voorsprong heeft. Op deszelfs droogen bodem wordt geen water
aangetroffen; de aarde is met vele nog niet vergane lava-brokken
vermengd. Aaneenverbondene rotsmassa's worden nergens gevonden,
maar wel sporen van voormaligen menschenarbeid; want