
pich
••••i hl
=1"
^K 1
A '
Î 4
662
blende, waarin veel olivien en magneet-ijzer voorkomen, clit
laatste in kristallen, welke den vorm van octaeders en eene
zwartaclitig blaauvve kleur, met sterken metaalglans liebben.
Sycniet-lava (Bat. n° 13.); een stuk, hetwelk voor de helft
uit veldspaath en hornblende bestaat, terwijl de andere helft
siechts uit veldspaath en olivien is zamengesteld, met een
bijmengsel van magneet-ijzer in kleine kristallen, i)
Syeniet-lava (Bat. n °14) ; tamelijk fynkorrelig, met afzonderlijke,
zeer groote diallag kristallen, onder welke er voorkomen,
die 1 duim lang en breed zijn; zij zijn tafelachtig
uit blaadjes zamengesteld en bezitten eenen schoonen, in
verschillende kleuren schitterenden parelmoerglans. Bnitendien
bevat deze soort vele ijzerdeelen, welke men op het
eerste ge^igt aan hunnen sterken metaalglans, welke eene
veel grootere helderheid bezit dan de hornblende en aan
hunne zwartachtig blaauwe kleur (de hornblende is raafzwart)
herkent.
Syeniet, L. n" 228 (Bat.n° 15.); eene zeer fraaije varieteit, welke
uit gelijke deelen van groote hornblende en veldspaath
kristallen bestaat. Deze soort vond ik slechts in kleine
brokstuliken.
Hornblende-lava, L. n" 229 (Bat. n"16.); eene groote menigte
langwerpige hornblende kristallen liggen in alle rigtingen,
zonder eenige regelmaat door elkander, in eene grijskleurige,
poreuse, fijnkorrelige grondmassa van trachiet-lava, waaruit
de steensoort op sommige plaatsen bij uitslniting bestaat. Ook
ijzef wordt in kleine korrels, of in onduidelijke kristallen
daaronder aangetroffen.
Hornblendesteen, L. n" 230 (Bat. n" 17.) 2) — Zuivere, kristalhnische
hornblende-rots (amphibol), een innige verbinding
van koolzwarte hornblende kristallen, zonder eenig bijmengsel
'•) LaUre aanmerking. Hot spccifike gewigt van do twoedo liolft der bestanddeelen
is = 3,30.
(N. B. Alle specifike gewigten bij 14,0° E.)
Lettere aanmerkiinjun. n° 15: 3,00. — n" 16: 3,19 — n° 17: 3,10 en 3,20 —
n° 18: 2 , 85.
van andere Stoffen ; dezclve is van eene grof-kristallinische
struktuur, gelijk n° 229 en gaat tot in het fijnkorrehge over.
Sijeniet-lavayL. n". 231 (Bat. n". 18.) ; een zeer fraai kristallinisch
zamenmengsel, bestaande uit veldspaath, hornblende,
met olivien, magneetijzer en (?) bronziet.
Eene hoogst merkwaardige lava-soortL. n". 232 (Bat. n°. 19.),
welke uit een innig vereenigd zamenmengsel van veranderde,
zeer groote, doffe hornblende kristallen bestaat en in dezelfde
stukken overgaat in eene grijskleurige, fijnkorrelige, poreuse
trachiet-lava. Men zou dezelve het gevoegelijkst met augietporphijr
kunnen vergelijken. (Zie het buitengewoon fraaije
exemplaar in het Museum te Batavia, in hetwelk de overgang
ten duidelijkste wordt bespeurd.)
S i j e n i e t n " . 20.), welke in hetzelfde stuk (blok) in grijs-
: kleurige, fijnkorrelige, poreuse trachiet-lava overgaat, welker
voornaamste bestanddeel uit glasachtigen veldspaath bestaat.
Trachtet (Bat. n". 21.); eigenlijke, donkergrijze trachiet. Deze,
benevens al de volgende soorteu, treft men over de gansche
uitgestrektheid der lahar tot ver benedenwaarts verstrooid
aan, terwijl daarentegen de reeds opgenoemden, van n°. 6,
(L. n". 225.) tot n°. 20, en wel voornamehjk de syenietsoorten,
bij uitslniting in de kraterkloof, boven de lahar,
worden gevonden; het is duidelijk, dat zij in grootere diepte
voorkomen en slechts in enkele stukken door het water
zijn losgespoeld.
Trachiet-lava, L. 233 (Bat. n". 22.); grijze en witachtig
grijze varieteiten, bestaande uit eene veldspaathachtige grondmassa,
waarin kleine hornblende kristallen vermengd voorkomen
en bovendien nog enkele, groote hornblende kristallen
(van eene koolzwarte kleur), welke ter lengte van
een duim en ter breedte van een halven duim afgezonderd
worden aangetroffen.
Trachiet-lava, L. n°. 234 (Bat. n". 23.); eene donker grijze,
meer of minder poreuse grondmassa, waarin verglaasde
veldspaathkristallen vernaengd voorkomen.
Trachiet-lava (Bat. n" 24.); veldspaath en hornblende in eene
>
t u '
iIM
vfL
t