
< !
868
hct oudcrwcrp onzer bchandeling uitmaakt, 7 ä 8,000 voot
boven de oppervlakte der zee gelegen is. De slangsgewijs nevens
elkander benedenwaarts loopende ribben, in het splijtingsdal
van Wonosari, zijn grootendeels door de beekkloven
gevormd, welke in louter losse massa's (zand, enz.) zijn uitgespoeld;
het is waarschijnlijk, dat de eigenlijke rotsgrond,
of de Yoormalige bedding der spieet, tamelijk effen is, en door
uitgebreide lava-stroomen wordt gevormd. Het ontstaan van
eene dergelijke wijd en diep gapende zijspleet, laat zieh zeer
wel vereenigen met de "wijze, vi'aarop een geborgte door
ophefling, M'elke zieh voornamelijk naar een middenpunt rigt,
geboren wordt, bij welke gelegenheid de niet zeer rekbare
steenlagen, behalve dat zij in het midden doorbroken werden,
daarenboven nog zijwaarts moesten seheuren. Deze wijze van
ontstaan is des te aannemelijker ten opzigte van den Tengger,
uithoofde de krater van dezen vulkaan eene smalle verlenging
naar het westen bezit; deze, juist lijnregt tegenover de oostelijke
spieet gelegen, kenmerkt insgelijks eene neiging tot splijten
aan deze westelijke zijde, als wäre de gansehe bergmassa, bij
het opwaarts stijgen, door eene overdwars loopende, later
weder opgevnlde kloof, die zieh van het oosten naar het westen
uitstrekt, in twee deelen, namelijk, in eene noordelijke en
in eene znidelijke helft gespleten!
Maar het ontstaan van dit zijdelingsche splijtingsdal laat zieh
ook op eene andere wijze verklaren, gelijk wij boven (re. II)
mededeelden, terwijl de wording van den dwarsdara (noIII) ook
bij het aannemen van dit gevoelen, slechts op de onder a. vroeger
medegedeelde wijze kan verklaard worden.
Wijders sehijnt (no IV) de ongelijkheid, welke in dehoogte van
den kratermuur wordt opgemerkt, en vooral de bijzonderheid,
dat hij in de beide tegenover elkander gelegene punten, Gedalo
en Boedolemboe, juist in die rigting het hoogst is opgedreven
geworden, alwaar ook bij den kraterbodem de sterkste
welving heeft plaats gehad, en alwaar de dwarsdam zieh uitstrekt,
dit sehijnt, zeg ik, als een bewijs van opheffiug van
onderen naar boven besehouwd te mögen worden.
869
Maar ook dit versehijnsel kaa op eene andere wijze worden
verklaard, gelijk onder a. is opgegeven, en ik zou niet willen
beslissen aan welke der beide uitleggingen de vooi-keur behoort
gegeven te worden.
Voor de veronderstelling, dat het een verheffmgskrater is,
pleit insgelijks de zeer siornjoe, breed kegelvormige gedaante van
het gansehe geborgte, hetwelk een zeer grooten omvang eneene
uiterst zachte glooijing bezit, in welk opzigt geen enkele geisoleerd
liggende vulkaan van Java denzelven nabijkomt. Vergelijk
Tengger Figuur 2 en 3, en Semeroe Figuur d, 2 en 5.
Dat de ringmuur door opheffmg zou zijn ontstaan, hiertegen
pleiten:
(no V.) Derand van den muur is ongekerfd, zonder insnijdingen.
Bij een kringvormigen muur daarentegen, welke door opheffing
van aanvankelijk horizontaal liggende lagen ontstaat, zou
de rand niet ligtelijk zonder seheuren of spie ten kunnen
blijven.
(noVI.) De boven vermelde ribbengelijken op lava-stroomen,
welke eerst beneden den rand beginnen uit te steken, ten
gevolge, namelijk, van de foenemende diepte der tusschenkloven;
en deze kloven gelijken in geenen deele op zoogenaamde
splijtingsdalen, welke bij de kegelvormige ophefling
van steenlagen gevormd moeten worden. Want deze zouden
juist het tegengestelde, van hetgeen wij bij den Tengger opmerken,
aan het oog vertoonen; zij zouden, namelijk, van
boven het breedst en diepst uitgegroefd zijn en insnijdingen
moeten maken in den rand van den muur.
Men zou kunnen beproeven om de tegenwerpingen onder
n°' V en VI medegedeeld te ontzenuwen, door aan te nemen:
dat de inkervingen in den rand en in de hoogere gedeelten
der spleten door latere uitwerpselen zijn opgeyuld geworden;
vroeger echter is reeds aangevoerd, dat dit bij den Tengger
niet het geval kan zijn, en dat de Ider-rand uit onafgebrokene
traehiet-Iagen bestaat; de honderden van ribben, die men aan
zijne buitenwaarts gekeerde helling opmerkt, hebben een gekronkelden
loop, zijn zeer regelmatig in nevenribben gesplitst.