
V , i', 0
11 -'I
a .1
'' il
- • t i
liüül'de wolkeimevcl ons sloeds bleef oiuhiiHeii, koiiden wij
slccbls 'zeldeii eon blik in dezen afgrorid werpon, die zoo diep
was, dat de Casuarina's, welke op deszelfs bodem groeiden,
ons niet grooler toeschenen dan koffijboomen. Eerst tagen den
avond hclderde de lucht weder op. Ik had mij tnsschen deze
steenbloliken eene zitplaats opgezocht, alwaar ik met eenige
zekerheid kon verwijlen, zonder gevaar te loopen om dnizelig
l:e worden en van den ontzaggelijk hoogen rotswand naar beneden
te tiiirnelen. Deze piek was eene met zand opgevulde
ruimte, tnsschen eenige rolsblokken besloten, welke hoogstens
eene breedte van 4 voet had, waarin ik tevens mijn theodoliet
had gesteld. Aan alle zijden verhieven zieh, huishoog boven
mij, de grijze en roodachtig grijs gekleurde, naakte rotsblokken;
een snerpend koude wind blies tnsschen de reten
m holligheden dezer op een gestapelde blokken heen, welke
de thermometer tot op 7,0" Reaum. deed dalen; aan onze
voeten zagen wij niets dan nevel, waardoor wij van tijd tot
Ujd, als in eene grondelooze diepte, de toppen van Tjeraoro's
ontwaarden.
Vüör ons hing ongeveer op het midden van de hoogte des
bergs, een sombere wölk, waardoor ons uitzigt naar het noorden
geheel en al werd beleinmerd. Eerst toen de zon reeds
nabij den horizon was, daalde deze wölk lager längs hetberggevaarte
en werden de hoogere zonen des dampki-ings helder.
Eensklaps vertoonde zieh de gansche vlakte van Pasoeroean
als voor mijn oog getooverd, als wäre zij met levendige verwen
op het doek gemaald; bare groene beeraden, hare glinsterende
sawa's, hare dorpboschjes, hare regte wegen en kronkelende
riviercn strekten zieh verre tot aan Soerabaja uit, terwijl haar
zoom door de spiegelende zee werd bespoeld.
Van mijn verheven standpunt, 10,350 voet boven de zee,
zao- ik neder op deze schoone eultuurvlakte; een arm van de
riiier van M r i , der kali Brantes, liep al kronkelend door
deze groene beemclen en splitste zieh, in de nabijheid der oostknst,
op nienw in eene groote menigte armen, waarvan ik de
zilverblank en gondgeel geklenrde kronkelingen tnsschen de
1151
de donkere wouden van het delta-land met het oog kon volgen.
Zij vereenigden zieh invierbreede mondingen, welliic in de nabijheid
van Gompeng hare uitwatering in de zee hadden, terwijl
de kali Trétés, benevens nog eene andere beek, welke aan den
voet van onzen berg ontsprongen, in eene van ons afgekeerde
rigting en in eene regte lijn noordoostwaarts stroomden om
verder op, in kronkelenden loop, de kust te bereiken. Het
gansche landschap blonk in den rijken gloed, welke de avondzon
Over hetzelve had uitgestort.
Niet lang mögt ik mij verlustigen in het aanschouwen dezer
liefelijke pracht; naar mate de zon lager daalde, werd die
glans al bleeker en bleeker, de natuur hulde zieh in de stille
duisternis van den nacht en alléén de kruin van den Sémeroe,
benevens eenige toppen van den Téngger gloeiden nog een tijd
lang in het purperen avondrood, dat allengs verdween.
Voor het oog mijner verbeelding echter behield dit landschap
nog lang die frissche verwen; het scheen mij toe, dat de dichter,
met wiens woorden ik deze schets heb aangevangen, een
dergelijk beeld voor oogen moet gehad hebben, toen hij
dezelven nederschreef.
Van geen enkelen hoogen Javaschen berg ontwaart men den
oeeaan zoo in zijne nabijheid, ziet men läge vlakten, welke
zieh op niet veel grootere hoogte bevinden dan de spiegel der
zee, breede stroomen, die zieh door wijde mondingen entlasten,
ZOO digt bij den voet des bergs, — als men van den top des
Ardjoeno de rijk bebouwde alluviaalvlakte van Pasoeroean aanschouwt
met hare kronkelende rivieren, palende aan den noordoostelijken
voet des bergs; het uitzigt van dezen top mag
derhalve te regt als hoogst eigendommelijk worden beschouwd.
Op een verren afstand in de vlakte, ter linkerzijde van den
kegel des Pénanggoengan, ontwaarde men reeds de breede rivier
van Kediri, die vervolgens ter regterzijde des bergs weder op
nieuw te voorschijn trad, zieh in een aantal armen verdeelde,
welke zieh herhaaldelijk met elkander vereenigden en, na hunnen
bogtigen loop door de met wouden overschaduwde streken te
Ijcbben voorl.gezel, zieh door vier monden in de zee iiilslorllen.
irli
Ufr:
fri
f