
Jth
'SS
<' f :M:
1 !
fe; i.' t
kraUii- Wiilodureii reeds voör 700 ä 1,000 jaren vcrbrijzeld en
iiilgebliischl was cn tevens dat destijds rceds lict vulkanische
vuiir zieh ccji uilweg liad gcbaand door den noordwestelijken
uithoek des bergs, zieh verplaalst had naar de zijde van den
Walirang. Dat dergelijke, reeds voör een tiental eenwen uitgebluschte
vulkanen censklaps bunne voorraalige werkzaainheid
kunnen hervalten, hiervan levert de Ajang (de Argopoero-top)
ous een nierkwaardig voorbeeld, alwaar de vulkanische dampen
zieh juist te dier plaatse een uitvveg baanden, alwaar de
lempels waren gesticht (zie vroeger). Niet aannemehjk is het,
dal de zes verschillende eruptie-kegels van den Ardjoeno, namehjk,
de vijf kegels, welke in de rigting van den Widodaren
tot aan den Walirang in eene rij op elkander volgen, benevens
de Indrokilo, te gelijker tijd werkzaam waren; waarschijnlijk
is het, dat ook hier even als zulks bij andere vulkanen wordt
opgcnierkt, alwaar bcurtelings de eene kegel zieh opent, gevorind
of opgehoogd wordt, zoodra een andere uitdooft, de
oudste eruptie-kegel, — dat is de Widodaren-kegel, — het eerst
werd uitgeblusclit en dat later de een na den anderen werd
opgeworpen, totdat eindelijk de W^alirang ontstond.
Laat ons thans nagaan op welke wijze de Ardjoeno ten zuiden
zieh verbindl niet den Kawi, benevens met de bergketenen, welke
zieh westwaarts van den Walirang uitstrekken. Die gebergten
kunnen wij het best overzien, wanneer wij den tweeden of
west-zuidwestelijken hoorn des Widodaren tot standpunt kiezen.
Ongeveer ter hoogte van 4,000 voet verlieft zieh, aan de
znidwestelijke helling van den Walirang, eene lange, geheel inet
wouden bedekte bergketen, welke zieh met een ongelijken,
getanden kam, gemiddeld eene hoogte van S,000 voet bereikende,
verre naar het westen en zuidwesten uitstrekt. Van den
Kawi-top gezien, haar zuidelijk front, doet zij zieh voor gelijk
wordt afgebeeld in Ardjoeno Figuur d. Voormaals liep er een
binnenweg of bergpas over het laagste tusschenpunt der keten,
ler plaatse waar zij zieh aan den zuidwestelijken voet des Walirang
vei-heft; deze weg voerde uit het hoogland van Batoe
(Sisir) brrgafwaarls naar de noord(>lijke vlakte, waar tnen Mod-
11()5
jokerto bereikte. De toppen dezer bej-gketen ziju bekend onder
de volgende na.nien: goenoeng Andjosmoi'o, zoo heet het oostelijkst
gelegene gedeelte, dat het naast aan den Ardjoeno grenst,
namelijk, punt 13 in Figuur 1; verder g. Gendong gowah,
g. Biroe, g. Koekoesan, dit is eene steile uitgetande rotsspits,'
welke noordwaarts van den hoofdkam is gelegen, namelijk, punt
15 in de zoo even genoemde Figuur; g., Dersono, g. Koedjoei',
g. Boesoeng rawon en g. S61ondo, zijnde het westelijkste uiteinde,
namelijk, punt 16 in Figuur 1. Dewijl ook hier, gelijk
gewoonlijk het geval is, een algemeene naam voor de keten ontbreekt,
zullen wij haar de Andjosmoro-keten noemen.
De nok dezer keten is een smalle, scherpe van,het oosten
naar het westen gerigte bergkam, welke aan de eene zijde,
behalve een aantal kleine ribben, hoofdzakelijk vier aanvankelijk
even hooge en smalle hoofd-dwarsjukken nevens elkander
naar het noorden afzet, met ruwe, steile zij wanden; tusschen
het bovengedeelte dezer dwarsjukken en de hoofdketen liggen
diepe, aan het boveneinde halfkringvormige kloven. De hoo^-ste
zijwanden van het en dwarsjuk vonnen met den noordelijken
wand der hoofdnok een halven kring, in de gedaante eens
kraters. In.het derde dwarsjuk verheft zieh, in het noorden
70° ten westen van hier, de steile rotsspits: goenoeng Koekoesan,
waarvan de getande gedaante reeds te Kediri, zie Jieloet Figuur l '
wordt waargenomen.
Eene gansch andere gedaante dan deze noordelijke zijde,
welke tusschen hare tralievormige dwarsjukken door vulkanisclie
uitbarstingen schijnt doorgroefd te zijn, vertoont de zuidelijke
zijde dezer bergketen; met eene gelijkmatig glooijende helhng,
waaraan slechts weinig vooruitstekende ribben worden waargenomen,
gaat zij allengs over in het hoogland van Bakir en
Ngantang, dat de kegelvormige ruimte beslaat tusschen deze
keten, den Kawi en den Keloet. Slechts een groot dwarsjuk,
dat in gedaante overeenkomt met de noordelijke dwarslijsten'
maar hetwelk eene geringei'c hoogte bereikt dan de vorigen'
wordt door deze keten in haar westelijk gedeelte afgezet;\lit
dwarsjuk heeft eene zuidelijke rigting, schpidt het hooglaiul
n