
kiadoren lieten regeren. De avondzon wierp hare laatste straleu
op dit bedrijvige en loch vreedzame, stille tooneel, toen ik
lusschen de Kokospalmen heen het dorpje Pawenang binnentrad.
Drukkend was voor mij, gedui'ende den loop van den ganschen
middag, de grootere bitte van het diepland en de snelle overgang
uit de koelere hoogvlakten in dit welige laagland geweest;
des te aangenamer was mij de koelte van den naderenden avond.
Ileiningen (pagers), uit gevlochten bamboes bestaande, scheiden
ter wederzijde den breeden dorpsweg van de tuinen en
ooftboomen, wier kroonen, een koel lommer verschaffende,
zieh boven dezelven vereenigen. Ik volgde mijnen vooruit
rijdenden gids en ontdekte weldra aan de toonen van den gamelan,
die zieh eensklaps deden hooren, mijne tegenwoordige
rustplaats, namehjk,de kleine passanggrahan, waaruit mij een
bejaard districtshoofd te gemoet kwam om mij regt hartelijk
te ontvangen.
(Mijne bediendcn en andere Javanen, die mij begeleid
hadden, vermaken zieh nog met de ronggengs en met de
muziek; ten einde niet gestoord te worden, heb ik hen allen,
terstond na mijne aankomst, teruggezonden; zonderling toch,
hoe vermoeid deze losse zonen der natuur na lange dagmarschen
ook mögen zijn, wanneer zij den gamelan hooren en ronggengs
aantreffen, dan denken zij aan geen slapen meer.)
De afstand van Malembong tot aan deze plaats wordt op 10
palen berekend; te paard in stap had ik denzelven, na aftrek
van het oponthoud, in minder dan 3 uren afgelegd.
Soemedang , den dö''" Augustus, d8U.
Reeds vroeg had ik mij dezen morgen te Pawenang in den
Zadel gezet en kwam ik ten 12 ure (na eene reis van ^^k uur)
alhier aan. De weg loopt längs den buitensten voet derbergketen
en wel, overhet algemeen genomen, in eene noordwestelijke
rigting of evenwijdig mst deze keten, welke, terwijl zij Soemedang
van het oostelijkste gedeelte van het Bandongsche plateau afscheidt,
zieh van den Boekit djarian zuidoostwaarts over den
Gerimbi tot aan den goenoeng Roejoeng uitstrekt; wij zullen
dezelve de Gerimbi-keteu noemen. Behalve ribben van geringeren
omvang, zet zij twee lange dwarsarmm naar het noordoosten
af van welke de eerste de in eene bogt loopende vlakte van
Pawenang ten noorden, de tweede de ketelvlakte van Soemedang
ten zuiden bcgrenst, terwijl tnsschen beiden nog eene derde
effene middenbogt ingesloten blijfl liggen. Dwars over deze
beide armen loopt de weg met tamelijk steile passen heen.
Van Pawenang loopt de weg eerst ongeveer Vs paalverwestwaarts
(zuid ten westen), wendt zieh dan naar het noordwesten
(noordwest 35° ten westen), passeert over honten bruggen
eerst den kleineren, daarop den grooteren arm der tji Manoek,
om vervolgens in dezelfde rigting, waarin men den top van den
Tampomas gewaar wordt, verder de vlakte te doorloopen. Deze
top even als de kraterwand van den Tjerimai werden door den
gloed van het eerste morgenrood geverwd, toen mijn klepper
over de brug stapte. Beide armen der beek worden slechts door
een klein vlak eiland van elkander gescheiden. Hare breede beddingismet
millioenen van vulkanische rolsteenen opgevuld, over
en tusschen wellte het troebele, slijkerig gele water schuimend
heen bruist. Na sterken en aanhoudenden regen treedt de beek
buiten hare vlakke oevers, welke ter naauwernood eene hoogtc
van 5 voet hebben en verändert zij de geheele omstreek in een meer.
Ilet schijnt, dat de gansche vlakte van Pawenang uit eene ten
minste 20', misschien nog dikkere laag van rolsteenen, of meer
of min afgeronde steenbrokken bestaat, want aan de zijwanden
van alle beekkloven, welke insnijdingen van 5 ä 10' maken,
komt de rolsteenlaag allerwege te voorschijn.
Op mijnen verderen togt'(naar het' noorden 55° ten oosten)
door deze met rijst beplante, gehcel en al in sawa's herschapene
vlakte, passeerde ik nog 4 dergelijke beken, welke, in
de Gerimbi keten entspringende, dwars naar de tji Manoek heenloopen
en kwam ik ten S'k ure op den eersten dwarsarm der
Gerimbi keten aan (den afstand van Pawenang tot aan dit punt
had ik in 2 uren afgelegd), op welks pashoogte, ongeveer 500
voet boven de vlakte, ik mijne wcrktnigen opstelde, len (nnde
peilingen fe nemen.