
1,
' t i l i
i r : : . ^
gedurende korton lijd ophield, bij beiiadering, maar loch vrij
iiaauwkeurig te leeren kennen. Tot dat einde behoeft men slechts
een gat in den grond te delven, door niiddel van eene geplitste
bamboespijp, 1) of diterin te boren door een stok in den grond
te drijven en er dien weder uit te halen. Ik hield mij met
dergelijke waarneming ook te Poespo bezig en vond, in plaats
van de gewone, gemiddelde temperatuur van deze zone, welke
ongeveer 73—75,0^ F a h r , bedraagt, den ongewonen warmtegraad
van 83,0° Fahr, of 23,0= Reaurn., welke zelfs hooger is dan de
temperatuur des bodems aan het Strand, ter diepte van 2 ä 3 voet
beneden deszelfs oppervlakte. Ik deed een gat op eene andere
plaats graven,doch verkreeg ook aldaar onveranderlijk hetzelfde
resultaat. Later werden deze waarnemingen, en op nog grootere
diepte, namelijk, van 5 tot 81/2 voet door den heer de Vogel herhaald,
doch hij vond, naar de schriFtelijke mededeelingen dien aangaande
ontvangen, overal 83, eens zelfs 84 graden. Aan welke oorzaken
deze hoogere temperatuur des bodems moet worden toegesehreven,
welke den gewonen warmtegraad 8 ä 10 graden te boven
gaat, verklaar ik niet in te zien. De gesteldheid des bodems, welke
niets ongewoons vertoont en uit eene roodachtig bruine leemaarde
bestaat, of eene chemische werking van eenigen aard, kan daartoe
geene aanleiding geven. Men moet derhalve veronderstellen, dat
te dezer plaatse een lava-stroom, op zekere diepte beneden de
oppervlakte der aardkorst, is gelegen, welke nog niet geheel
en al is bekoeld en zijne wärmte aan de omringende aardlagen
mededeelt, of, hetgeen nog waarschijnlijker is, dat men
dieper gravende, welligt eene warme bron zou aantreffen, welke
tusschen rotslagen is ingesloten en uit dien hoofde niet aan de
') Het eene uiteinde van een bamboes-dlmder wordt in smalle strooken gesplitst,
ter lengte van V". Vj voet, en dit gesplitste einde wordt in den grond gedreven. Ten
gevolge daarvan verwijderen zieh de strooken van elkander en vormen zij een omgekeerden
trechter, welks binnenste zieh viilt met de ingestampte en vast gedrukte
aarde, die men er gemakkelijk uiikrijgt door op den eilinder te kloppen of denzelven
te seliudden. Dit wordt herhaald zoo dikwijls de trechter met de vastgestampte
aarde op nieuw is gevuld geworden, en op die wijze is het, dat de Javanen, in een
ongeloofelijk körten tijd, een loodregt gat in den grond kunnen boren van 3 tot
S voet diepte en slechts 3 a- i dtiim breedte.
1139
oppervlakte des bodems te voorschijn kan komen, doch niet te
min de omringende aarde verhit. Hoe langzaam het binnenste
van lava-stroomen bekoelt, wanneer deze eenmaaF door eene
verharde korst zijn'^ overtogen, is overbekend; volgens opgave
van Bakewell was de lava-stroom , welke in 1669 uit den Etna
vloeide, in 1809 nog niet geheel en al bekoeld; Hamilton
verhaalt, in zijn geschrift over de vulkanen van Italic, dat hij,
in 1779, zonder gevaar over de harde korst van een lavastroom
kon gaan, niettegenstaande de lava in het binnenste
des strooms nog vloeibaar was; Stolberg zegt, in zijne: Reize,
III. bladz. 37, dat de lava, welke de Vesuvius vöör twee jaren
(in 1790) had uitgebraakt, in 1792 nog te heet was om er
de hand op te houden, enz.
Den 12'!'^" verliet ik het gastvrije Poespo, nam mijn weg
westwaarts, ten einde Lawang te bereiken, van waar ik, volgens
mijn vroeger opgevat plan, den Ardjoeno wenschte te
beklimmen. Aanvankelijk liep mijn päd in eene dwarsche
rigting over de noordwestelijke helhng des Tengger, die nu
eens met wouden, dan weder met daaiin verstrooid liggende
koffijtuinen en dorpen was bedekt. De bovenste laag van het
gebergte bestond uit een roodachtig bruinen, kleiachtigen,
door uitdrooging zeer hard geworden bodem; op de met gras
bedekte gedeelten der helling wies, tusschen het woud, veel
Curcuma longa. Op een geringen afstand van Poespo gaat
de weg dwars door de diepe lengte-kloof der kali Tjerami,
welker bodem naar beneden heen smal toeloopt, terwijl aan
de zijwanden de evenwijdig op elkander liggende lagen van
trachiet-lava te voorschijn komen. Van hier vervolgden wij
ons päd, dat nu eens op- dan weder nederwaarts liep, in
eene zuid-westelijke rigting verder over de berghelling; het
Voerde ons beurtelings door ten deele reeds gevelde wouden,
waar tusschen veel bamboes werd gevonden, benevens schoone
koffijtuinen, dan weder reden wij längs dorpen, waarvan verscheidenen
alhier worden aangetroffen en bereikten op die wijze,
na onzen togt gedurende 3V4 uren te hebben voortgezet, ten
9»/i ure desa Kebonsari, welke plaats op een afstand van 9
1 - :
I
11.1
f
' I
i
''WJ