
138Ö
inen. Bij den eorstcn schok, welke eene minuut lang aanhielcl,
werd een groot gedeelte van het land door de zee overstroomd;
behalve kleinere vaartuigen, werd eene brik, welke in de
rivier van Padang lag, paal van de kust landwaarts in gedreven,
waardoor een paar huizen werden verbrijzeld; hierop
keerdo het water weder zeewaarts en liep de rivier van Padang
geheel droog. Dit verschijnsel van het op- en afstroomen van
het zeewater herhaalde zieh driemaal achtereen. Het dorp Ajer
manis, gelegen ten noorden van Padang, werd zoo hoog door
de wateren bedolven, dat men des anderendaags de lijken
der voormaligc bewoners van dit oord in de takken der boomen
zag hangen. De oppervlakte der aardkorst te Padang
vertoonde scheuren, ter wijdte van twee duim; later echter
sloten zieh dezelven weder.
Gedurende den gansehen nacht en den daarop volgenden
dag (den II*'"" Februarij) bleef de aardkorst aan hare oppervlakte
gestadig in eene golvende beweging; met tnsschenpoozen
van 15 ä 20 minuten herhaalden zieh de schokken, en het
duurde acht dagen alvorens deze verschijnselen geheel en al
ophielden. Bijna alle muren der hnizen waren gebersten. (Velgens
du Pnij, in het Tijdsch. v. Neerl. Indie, jaarg. VII.
aflev. 7, bladz. 113.)
1800. In dit jaar had eene uitbarsting van den Goentoer, op Java,
plaats; zie bladz. 77.
1801. De Tonkoko, op Menado, had eene uitbarsting; zie
bladz. 1288.
1803. Van den tot den 15''™ April woedde allerhevigst de
Goentoer, op Java; zie bladz. 77.
1804. In September werd eene eruptie van den Bromo (Tengger),
op Java, waargenomen; verg. bladz. 847.
1805. Eene lievige uitbarsting had plaats uit den Tjerimai, op
Java, in den aanvang van dit jaar ; zie bladz. 167.
1806. De Lamongan woedde in de maand Mei. (Verh. v. h. Bat.
Genootsch. VII. stuk 4 , bladz. 19. »)
' ) Op blaclz. 1-227 van dit werk staat abusivolijk deel VIII; in ilen claaropvolgcnden
vegcl werd Octobcr goschrovcn, men lezo November.
1389
1807. Van den tot den 6'i<"> September werden op nieuw
eruptien van den Goentoer, op Java, waargenomen; zie bladz. 77.
1807. De Merapi, op Sumatra, had eene.uitbarsting in dit jaar;
zie bladz. 1239.
1808. De goenoeng Agoeng, op Bali, wierp eene ontzettende hoeveelheid
puimsteen uit; zie bladz. 1247.
1809. Op den 9^1™ Mei van dit jaar had de Goentoer, op Java,
eene nieuwe uitbarsting; zie bladz. 77.
1811. Op den Junij braakte de Kêloet, op Java, asch- en
rookzuilen uit; vergel. bladz. 684.
Gedurende het gansche tijdperk van 1797 tot 1815 — derhalve
achttien jaren lang, — vindt men niels vermeid van aardbevingen.
Daarentegen hadden in verschillende deelen van den
archipel de elf vulkanische uitbarstingen plaats, welke hier boven zijii
opgeteld.
1815. Van den April tot in de maand Julij woedde de Tomboro,
op het eiland Soembawa, gelijk beschreven werd op bladz. 1250
en volg.; deze uitbarsting behoort tot de vreesseiijksten, welke naar
menschenheugenis immer op de gansche aarde hebben plaats gegrepen.
In den aanvang dezer eruptie, derhalve gelijktijdig met dezelve,
schudde bijna onophoudelijk en gedurende verscheidene weken
de gansche Indische archipel op zijne grondveslcn ; aan de
eene zijde deed zieh dit verschijnsel waarnemen op Bornéo,
Celebes, de Moluksche eilanden, de gansche Javasche eilandi'ij
tot aan Nieuw-Guinea; tervvijl het aan de andere zijde werd
ontwaard tot aan Mokomoko op de zuidwestkust van Sumatra,
welk oord op een afstand van 1,050 geographische minuten
van den vulkaan verwijderd ligt. De aardbeving werd met telkens
herhaalde schokken waargenomen; deze verkondigden de
ontploffmgen in den vulkaanhaard en gingen vergezeld van
een onderaardsch gedreun, dat door den ganschen Oost-Indischen
archipel, Over eene uitgestrektheid van 30 graden lengte
en breedte te gelijker tijd werd vernomen en allerwege overeenkwam
met het vreesseiijkste kanongebulder. Gedurende
deze aardbeving scheurde de aarde op Amboina op verscheidene
plaatsen van cen, en werd water uit dezelven opgestuwd ;
zie bladz. 1277.
I0i'':.