
M! J l
806
en heriimeren den reiziger, even als het Viooltje, de Valeriaan
en de Wolfsmelk, aan zijn noordsch vaderland. De Euphorbia
javanica wordt voornamelijk boven Wonosari zeer menigvuldigaangetroiïen;
tusschen de Dodonaea-wouden, bij Lédòk-òmbo,
groeit, vergezeld van Valeriaan, de fraaije Agrimonia suaveolens
het menigvuldigst, terwijl Leucopogon javanicus de Vr.
(Anacyclodon pungens mihi), de eenige représentant der Nieuw-
Hollandsche Epacrideën-familie op Java, de hoogste en zonnigste
plaalsen des eruptie-kegels bedekt. Hierbij behoort men nog
een aantal verwilderde plantjes te voegen, welke, gelijk de
Venkel, Foeniculum vulgare Gärtn., met de zaden van Europesche
tuinplanten en groenten hier heen gekomen zijn.
Even eigenaardig als het karakter van den plantengroei van
dit gebergte is, even zeer is zulks het geval met de zeden,
de gebruiken en de woonplaatsen van deszelfs bewoners, die
zieh in de hoogere zonen van hetzelve hebben nedergezet. Hun
hoogste dorp is (6,070 voet boven de oppervlakte der zee) het
reeds vroeger vermelde Lédòk-òmbo, aan de oostzuidoostelijke
buitenhelling; andere dorpen zijn gelegen op de ribben van de
noordwestelijke helling, boven en beneden Tosari, in de zone
tusschen 4 en 5,600 voet; de grootste dorpen echter bedekken
de hoogste, hier en daar vlak gewordene gedeelten van het noordoostelijke
splijtingsdal, alwaar zij, tusschen 5,000 en 6,000
voet, eene aaneengeschakelde rij vormen. Een dezer dorpen is
desa s) Ngadisari, beneden hetwelk de pasanggrahan, — welke
nu eens naar dit, dan weder naar een ander nabijgelegen dorp,
namelijk Wonosaì^i, wordt genoemd, •— een van planken
beschreven in het Tijdschr. voor Neêrl. Indie. Jaarg. VII. 2. p. 184, enz. en
in het ÎTatuur- en Geneeskundig Archief voor Neêrl. Indie, Jaarg. II. p. 40,
enz. (Batavia, 1845.) De Podostaurus thalietroides (mihij), welke slechts op een
enkelen bergtop, den Lawoe, op Java groeit, heeft de meeste verwantschap met
het geslacht Boenninghausenia, Reichb.
' ) Eene tweede kleine Euphorbia, welke nog niet is beschreven geworden,
komt voor op grasplekken aan het zuidelijke Strand, residentie Bantam.
P l a n t a e Jungh. p. 84.
' ) De naam desa (javaseh) heoft dezelfde betoekenis als kampoiig (malciseh) :
dorp.
807
gebouwd huisje, ter hoogte van 6,015 voet boven de oppervlakte
der zee hgt, Allen zijn op gelijke wijze gebouwd; de
huizen, uit boomstammen en Alang-alang te zamen gevoegd,
zijn lang, hebben slechts ééne deur en verschillen van de gewone
dorpswoningen der dieplanden hierin, dat zij aan verscheidene
en talrijke gezinnen te gelijk ten verblijve strekken. Elk gezin
heeft een afzonderlijk vertrek, dat in een langen middengang
uitkomt; aan een der beide of aan beide einden treft men een
gemeenschappelijken haard aan, waarin een immer brandend
vuur wordt onderhouden; aan de zijde van den gang,
tegen over de vertrekken, is een lange balé balé (bank) aangebragt,
ZOO breed als de lengte van een gewoon mensch is,
en waarop de bewoners van het huis zitten, hggen of eenigen
arbeid verrigten. De voegen van de zij wanden dezer lange,
doch laag gebouwde huizen zijn allen zorgvuldig toegestopt en
het berookte binnengedeelte derzelven is bijna altijd warmer
dan de buitenlucht. Het getal der dorpen bedraagt 50, dat
der geheele bevolking van den Téngger: 6,000.
Ongeveer een drieduizendtal van deze Ténggeranen maken
(benevens de zoogenaamde Bedouinen in twee dorpen Tjibeo en
Tjiawi van Midden-Bantam, afdeeling Lebak, woonachtig) de
eenige oorspronkelijke bewoners van Java uit, die het Mahomedanismus
niet hebben aangenomen; tijdens de verwoesting
van het voormalige rijk van Modjopai't, met zijne Hindoe-beschaving,
en de algemeene invoering van den Koran, ten jare 1478,
vlugtten zij, gelijk verhaald wordt, naar dit gebergte, ten
einde het geloof hunner voorvaderen, eene Siwa-godsdienst, i)
getrouw te kunnen blijven. Hun aanvoerder was zeker hoofd
Kjai Dadap Poetih. De Bromo moet destijds met planten zijn
bedekt geweest. Men vergelijke J. B. van Herwerden : «Over
het Tenggersch gebergte, » in de Verhandelingen v. h. Batav.
Genootschap, deel XX, en Adriaan van Rijck: «Berigt over de
• bewoners vandenberg Brama, 1. c. deel VH, alwaar hetzelfde
Íii: I
' ) Mensehenoffers werden in Modjopait, even als thans nog op Bali, bij het
begraven van hoofden of vorslen menigvnldig gebezigd.