
111 lüí
G22
twcc groolc uit baniboes gevlocbtcn korven, dio de gedaante
hebbcn van lialvc Icogels, ais het wäre kleine hatten, binnen
het carré gereed, Avaaronder eenige Ja vanen verborgen zijn. Deze
korven worden dan door Iiunnen onzigtbaren inhoiid gedragen
cn naar de plaats gevoerd waar de tijger ligt, welken zij door
het steken met puntige stokken noodzaken ovn op te staan.
Wanneer eenige der vallen reeds gelieel en al vei-brand zijn,
eene andere nog in vlanimen oprijst en de beide beambten in
Tandak dans wederom naderen orn eene vierde of vijlxleval te
openen, dan zendt de zon gewoonlijk bare brandende stralen
nit het zenith neder en b(iki'00:nt zij door hären gloed het
eigendommelijke van dit tropische tooneel.
De volksmenigte der Javanen in hunne nationale kleederdragt,
waarbij het bovenbjf veelal ontbloot blijft, de blinkende lansen,
de Wéringinboomen, welke ter zijde van het carré hunne
dikke, schaduwrijke kroonen uitbreiden, de pandopo's (opene
huizen, — loodsen) — welke overal aan de zijclen van het
plein in het rond staan; de statie des Keizers met zijn zonderling
gevolg, de slagen der gamelan en de melodien dezer
mnziek, dit zijn allen bijzonderheden, welke eene eigendommelijke
kleur aan dit gansche tooneel geven, hetwelk te schitterend,
te rijk in schakeringen is, dan da t mijne zwakke pen in
Staat zou zijn eene getrouwe schiklering daarvan te ontwerpen.
Dat deze vlugtige sehets derhalve voldoende möge worden
beschonwd, om hen, die met de Vorstenlanden onbekend zijo,
in algenieene trekken eene voorstelling daarvan te leveren.
Terwijl dit beeld zieh in natuur en in waarheid voor mijnen
geest Steide, kon ik den wensch niet onderdrukken, dat eenmaal
eene pen, gelijk die van Walter Scott mögt gevonden worden
om dit tooneel op eene Avaardige wijze en in al zijne eigendommelijkheid
te schilderen; trouwens zeer vele tooneelen uit het
Volks- en uit het hofleven der Vorstenlanden zijn overwaardig
in hunne hcht- cn schaduwzijde aan de vergetelheid te worden
ontrukt, hetzij door het penseel des schilders of door de pen
des ethnograafs.
Wie toch denkt niet bij het aanschouwen van het nog immer
! f.']''
prachtvolle hofleven der Javasche vorsten aan het lot van al
het aardsehe, wanneer hij het Europesehe dement zoo zeer
daarmede vermengd ziet; wie zou niet wenschen, dat het alsdan
in de historiebladen mögt voortleven als eene bijdrage ter beoordeeling
van de geschiedenis der ontwikkeling van de Indische
volken, wier oorspronkelijkheid, wel is waar, meer en meer
door Em^opeschen invioed verloren gaat, maar die toch, al möge
zulks niet plaals hebb.en in een morelen, dan toch in een Statistiken
en in een industrielen zin, gedurig onweerstaanbaarder
hunne volmaking te gemoet treden.
Gunnen Avij den Soesoehoennan zijn statiezetel (dampar), welke
hem, na het eindigen van den Rampok, i) door zijne vrouwen
wordt nagedragen, terwijl hij, begeleid door de muziek, even
plegtig als hij daaruit trad, nu weder zijn kraton binnenwandelt.
Wel tevreden rijden- wij en het overige gezelschap huiswaarts
heen.
Mijne reis op den September van Solo naar Ngawi m
1 0 uren tijds afgelegd, die van Ngawi naar Madioen in 4i/2 uur
op den 12"'''" gemaakt en die van Madioen naar Kediri op den 13
in 71/2 nur afgelegd, welke buitendien, uithoofde van de snelheid
Avaarmede dezclve met postpaarden gesehiedde, weinig gclegenheid
tot het doen van opmerkingen aanbood, ging geheel en al
door bekende, vroeger reeds doorreisde (en bcschrevene) streken.
Het onaangenaamste gedeelte van den Aveg is dat, hetwelk
van Solo tot aan de grenzen van Ngawi loopt; hartelijk verbeugt
zieh de reizigei', wanneer hij, na veel oponthoud, zonder
omgevallen, zonder in eene gracht geAvorpen te zijn, of op zijn
minst een wiel van zija rijtuig te hebben gebroken, eindelijk
de keizerlanden achter den rüg heeft.
De wegen zijn aldaar over het algemeen noch keizerlijk, noch
koninklijk, maar ellendig, allerslechts, smal, ongelijk, modderig
; somtijds loopen zij zonder borsLwering längs diepe verhakkingen
heen, of worden zij door het water, dat de rijstvelden
') Zoo hoet het spol (loslaton en doodcn) der tijgers in het midden van 't Unsen
Vierkant.