
1 1
( ) 7 0
cciiige lionderd voet lioog zijn, iu den door wouden
al'gTond iieder en zet vervolgcns hami loop in eene noordelijke
rigling voort. Naar mij door de Javanen werd verzekerd, neeml.
deze beek eindelijk eene gelijke lioedanigheid aan als de lahar
Gedög en loopt zij in een -vlakken zandstroom uiL, welke
noordwaarts van de rigting naar Kediri in het vlakland overgaat.
Aan gene zijde der kloof Bedali verlieft zieh de steile
wand eener rib, welke van de hoogste noordelijke spits I van
het gebergte nederwaarls daalt, en iets lager nog eenmaal tot
eenen kleinen, spi(sen bergtop (VI.) oprijst.
Zeer dikke zandlagen bedekken ook te dezer plaatse de trachietribben
des vulkaans, gelijk verre weg de meeste gedeelten des
bergs. Slechts eene groep van rotsen van den binnenwaarts gelegen
wand, tussclien de beide bergtoppen (I en VI.) gelegen, was
niet door zand overstelpt geworden ^ zij vormt aanvankelijk een
voorsprong aan den wand; de rand van dezen voorsprong verheft
zieh tot eene spits, en stört vervolgens binnenwaarts als
een geribde, vooruitstekende rotswand naar beneden. Aan de
reg ierzijde of zuidwaarts heen daalt de tnsschenrug niet minder
steil afwaarts en vormt hij den oorsprong der vorksgewijze
verdeeling van de lahar Gedög; dit bovenste gedeelte derkloof
wordt aan de oostzijde begrensd door een loodregten, meer
dan 100 voet hoogenwand, uit geribde trachiet-rots bestaande,
welke zieh vervolgens, als de westelijke helling des kraters,
geheel en al uit enkele, de een boven den ander liggende rotstrappen
gevormd, tot aan den hoogsten rand verheft. Alhier
vonden wij wegen door wilde stieren (banteng) gebaand, wier
versehe mest overal in het rond verspreid lag; wij volgden de
wegen dezer dieren, die, geleid door hun instinct, overal de toegankelijkste
plaatsen hadden gezoeht en de loodregt afdalende
rotswanden, even als verscheidene evenwijdig daarmede voortloopende
spleten op eene zeer behendige wijze hadden vermeden.
Door jonge boschjes van Celtis, Acacia montana en andere
boompjes, waaronder Glagah en enkele boomvarens worden
aangetroffen, die deze helling bedekken, kwamen wij ten
8'/2 nre aan eenen scherp begrensden rand fzic het pnnf
- 5^1