
i î
j 1
(I
•1 i
f i
' (il
, i
1014
jiiot inslroomen van hct watcr der socngi (of banjoe) Paît in
de soengi Poetih, welke van den goenoeng Rawon (juister
gezegd, van de noordoostzijde van den Koekoesan) bergafwaarts
vloeit; «deze beek nu neemt gedurende dien nitgestrekten
loop eene groote hocveelheid witte kleiaarde op van
hct hoogland, hetwelk zij doorstroomt; Staat het water in
do «zwavelzure beek» soengi Paît, na aanhoudende droogte,
zeer laag, dan zakt het in den zandigen bodem en verdwijnt
alvorens hetzelve de plaats bereikt, waar de kloof der Paît in
de Poetih- uitloopt en deze laatste blijft onveranderd, dat wil
zeggen, zij blijft wit gekleurd en drinkbaar, Is daarentegen
do Paît door regens gezwollen(!), zoo stroomt haar water in
de kali Poetih, welke laatste eene groote hoeveelheid kleiaarde
bevat; het «zwavelzuur » in het watcr der eerstgenoemdo beek
verbindt zieh alsdan met de kleiaarde der laatstgenoerade en
vorint alnin; hierdoor verliest hetzelve zijne witte kleur, doordien,
namelijk, de kleiaarde, welke met water vermengd was,
nu opgelost wordt en verdwijnt ; het wordt heider, doch zuur
en ondrinkbaar. » (Leschenault.)
Beide schrijvers verkeeren in dwaling, zoowel in hunne berigten
als in de verklaring van het feit. Vooreerst volgt uit
beider verhaal, dat noch Horsfield, noch Leschenault de zure
beek in het vulkanische hoogland hebben bezocht ; vorder bcstaat
de bedding niet uit zanà.^ waardoor het water kan wegzakken,
maar integendeel uit een lava-stroom, uit oene compacte rots-^ ten
andere bestaat het water der beek niet uit verdund zwavelzuur,
maar het is reeds eene verbinding van hetzelve met aluinaarde^
uit dien hoofde kan het bij het instroomen in oene andere beek,
welker water bezwangerd is met aluinaarde, daarvan weinig of
niets oplossen en bijgevolg deszelfs melkwit water niet in kleurloos
water doen overgaan; en ten laatste moet nog in aanmerking
worden genomen, dat het water der zure beek (Paît) zelve, na het
vallon van sterke regonvlagen, telkens troebol en witachting van
kleur wordt, vor bovon het punt, waar de andere beek zieh
in haar ontlast. Zij bovat alsdan oene groote hoovoolheid bestanddeelcn
van den vulkanischen aschbodom, welke door het neder-
J! „
, s
i »
! ..
) ' '