
«i
1044
<lcu door regenwatcr, neergeplofd uit vulkanische onweersbuijcn,
welke zieh in den orntrek des kraters, op het bovensie
gedeelte des bergs ontlastten; ligtelijk kan men zieh een denkbeeld
vormen van de hevigheid van dergelijke onweerregens,
wanneer men nagaat welke verbazende hoeveelheid waterdarap
uit den krater in de lucht nioet zijn uitgestroomd, want deze
toch, hoezeer vermengd met zwaveldanip, aseh, enz., zal ongetwijfeld
het hoofdbestanddeel der rookzuil hebben uitgemaakt, die
van den 16'^™ Januarij tot op den 18'^"" Februarij, derhalve gedurende
drie en dertig dagen! onophoudelijk door den krater werd
uitgebraakt. Tevens is het zeer waarschijnlijk, dat vele van de
«vuui-stralen,» welke, zoo als i^itdrukkelijk vermeld wordt, in
de zwarte wölk werden waargenomen en haar «doorkliefden,»
werkelijk bliksemstralen zijn geweest. Ook in andere werelddeelen,
bij andere vulkanen hebben, na het eindigen van
eruptien, menigwei'f hevige regens en overstroomingen plaats,
en het zijn niet alleen deze feiten, welke de door ons voorgestane
meening staven, maar ook vooral deze omstandigheid: dat
nieuwe overstroomingen van den ll'i™ tot den ontslonden,
derhalve nadat de eruptie had uitgewoed, nadat alle andere
verschijnselen, welke vroeger met dezelve gepaard gingen,
reeds hadden opgehouden, de krater tot rust was wedergekeerd
en geene ontploffingen meer werden vernomen. Zou men zieh
de mogelijkheid kunnen voorstellen, dat eene waterzvA, uit
het binnenste der aarde, door den gloeijend heeten kraterschacht
zou kunnen opwellen, zonder vergezeld te zijn van de
hevigste aardbevingen, van het vreesselijkste kratergebrul?
Zou er met eenigen grond van waarschijnlijkheid mögen
verondersteld worden, dat in den diepen haard des vulkaans,
alwaar gesmoltene lava aanvvezig is, zieh water in een vloeibaren
toestand zou bevinden? Ik betwijfel zulks ten sterkste;
veel aannemelijker schijnt mij daarentegen het gevoelen toe,
dat uitbarslingen hun ontstaan te danken hebben aan het
indringen van water in de vulkaanschachten, uithoofde alsdan
de gansche massa, welke toevallig daarin doordrong, eensklaps
tot op den laatsten druppel in damp uioet worden hersehapen,
1045
of in zijne bestanddeelen ontleed. In den Semeroe en in den
Lamongan wordt voortdurend half gesmoltene lava in het
bovenste gedeelte des kraters gevonden, die, wel is waar,
niet in stroomen, maar slechts in brokstukken uit den krater
wordt geslingerd; ook in den krater van den Bromo, Slamat
en Merapi wordt dergelijke halfgesmoltene lava dikwerf, in dien
van den Goentoer zeer dikwerf waargenomen; wat betreft de
oude lava-stroomen van onzen Idjen, welke zulk eene groote
dikte en uitgestrektheid bezitten, deze hebben wij reeds vroeger
leeren kennen.
Geene verwondering toch kan de ontzettende waterniassa
baren, uitgestort door dergelijke vulkanische onweerregens,
wanneer in aanmerking wordt genomen met welke ho(3veelheid
waterdamp de atmospheer moet bezwangerd zijn, waarin
gedurende langer dan eene maand zulke ontzaggelijke dampzuilen
opstegen als door den krater van dezen vulkaan werden
uitgebraakt; evenmin mögen de overstroomingen, door die
uitgestorte watermassa's veroorzaakt, de verbazing wekken,
•wanneer niet uit het oog wordt verloren, dat op Java ieder
jaar tallooze, ja, zelfs verwoestende overstroomingen na zware
regens plaats hebben, zonder dat bij die gelegenheden de
watermassa door vulkanischen damp nog vermeerderd werd.
Ten bewijze van het aangevoerde zullen wij hier ¿en voorbeeld
'uit honderden bijbrengen. In den nacht van den
gcien Augustus 1844 had eene overstrooming plaats aan de zuidkust
van Java, in het distrikt Prigi, residentie Kediri, veroorzaakt
door de hevige regenvlagen gedurende dienzelfden
nacht gevallen; de kleine vlakte van Prigi werd ten gevolge
daarvan drie ä vier voet. hoog onder water gezet, waarbij 21
huizen door den stroom werden weggevoerd en vele sawa's
verwoest. (Javasche Courant van den 31"™ Augustus, 1844,
n» 70.) En niettegenstaande dit alles heeft het gebied der
beken, welke de Prigi-vlakte doorstroomen, eene zeer geringe
uitgestrektheid, en is het kustgebergte, waarin deze beken
ontspringen, zeer laag, buitendien nog viel zulks voor in de
droogste maand van het droogste jaargetijde! Gedurende den
LIffi't
»fe.l
Uf I
II"
Ii