
566
Den hoofdweg in ecne zuidoostclijke rig^ting naar Malènibong
volgcnde, passeerde ik nog vier beken, waarvan de derde tji
Andjoer, de vierde tji Liloi, de vijfde tji Rangkong en de
zesde tji Pendes lieet, die allen in kronkelenden loop en in
tamelijk diepe Beddingen, waarop cene menigte rolsteenen van
Irachiet-, tracliiel-lava en vulkanische brekzie werden aangetroffen,
van de helling des Sida kêling door liet hoogland naar
de tji Manoek vlieten. Aan den regteroever der zesde beek,
welke zieh beneden, doch in de nabijheid van den weg (ten
noorden van denzelven) met de vijfde beek vereenigt, ligt de
hoofdplaats van het distrikt van gelijken naam, de desa Ma-
Umhovg, tusschen welker Kokos- en Pinang-palmen, die zieh
boven het bosch van lager groeijende vruchtboomen, dat de
hutten omringt, verheffen, ik ten 1 ure binnenreed. (De afstand
van hier tot Wanakérta bedraagt 9 palen, afgelegd in
3 uren.)
Van het pnnt waar de beide wegen elkandcr kruisen, gaat,
wel is waar, de dalgrond van Garoet voort zieh in gelijke hoogte
als vroeger (van 1,700 tot 1,800 voet) met eene onbemerkbare
rijzing, verder nit te breiden, maar hij houdt op eene vlakte te
vormen en wordt een onregelmatig, heuvelachtig, golfvormig,
door de genoemde vier beekkloven doorgroefd hoogland, hetwelk,
als de uitgebreide noordelijke en noordoostelijke voet van
den Sida kêhng, de toppen van dezen barg omsingelt en zieh
nitstrekt tot aan Malêmbong. In dat gedeelte, alwaar de beide
wegen elkander snijden, hgt het even hoog, of althans bijna even
hoog tegenover het plat van Baloeboer Limbangan, hetwelk
aan de linker- (ßandongsche) zijde het laagste terras der dalbedding
van 1,700 voet vormt; van dit plat wordt hetzelve
gescheiden door een afhellend gedeelte van het dal, hetwelk
naar het midden heen gedurig lager wordt, totdat het eindehjk
in de steile kloof der tji Manoek nederdaalt. (Zie Garoet,
Figuur d, profiel der doorsnede van deze terreinvorming.)
Op gelijke wijze als aan deze linkerzijde de vlakte van Baloeboer
Limbangan, naar het noordoosten heen, zieh in andere
vlakkerniiiitcn of hoogfcerrassen voorlzet, welke den zuidoostehjken
en ooslelijken voet vun den goenoeng Roejoeng i) onisingelen,
en, wel is waar, met Ido ven doorgroefd zijn, echter
als"een geheel beschonwd, platten heeten mögen, zoo loopt
het aan deze zijde gelegen hoogland (dat wij zoo even doorkrnisd
hcbbcn), doch met eene minder effen oppervlakte, meer
-^olfvormig, of ongehjker, henvelachtigcr om den Sida kéling^)
heen (welke beide bergen als de laatste hooge hoekpilaren van
het eigenlijke Garoetdal mögen beschonwd worden); vervolgens
gaat het, noordoost- en oostwaarts van den Sida kêling, als een vlak
-eworden tnsschenzadel (distrikt Malêmbong) in een nienw bergj^
li^ _ g. Sangjang ponté of Malêmbong gebergte genoemd, —
Over, welks met wond bedeute kam, die eene geringe hoogte
bereikt, zieh van het noorden naar het zniden voortzet. In de
onmiddellijke nabijheid van den westelijken voet dezer nienwe,
körte bergketen hgt de desa, waarin wij ons bevinden.
Het frisch groene bladerengewelf van vruchtboomen overdekt,
als dat van een woud, alle hutten van het dorp. Boomloos echter,
slechts bedekt met het eenvormige, groenachtig grijze kleed van
weidevelden en grasmatten, ligt daar voor ons uitgestrekt het
golfvormige, oneffene hoogland van Malêmbong, dat zieh tusschen
de genoemde bergen, den Sangjang ponté ten oosten en
den Sida Kêling ten zuidwestén, uitbreidt; slechts längs de
wanden der beekkloven, zoo ver het mogelijk is den bodem
te besproeijen, loopt een smalle zoom van met sawa's bedekte
terrassen. Gelijk het hoogland den noordelijken voet van den
Sida kêling omsingelt, zoo strekt het zieh cok van Malêmbong
nog verder naar het noorden uit en loopt het in de rigting van
het noordwesten het even hooge plat aan den voet van den
goenoeng Koejocng te gemoet; tegen dit laatstgenoemde loopt
') Dit geborgte, ocne hoogte bevcikonde van ongovcor 5,200 voet, is het dat zieh
noovdwestwaavts van Baloeboer Limbangan verheft (als zuidoostclijke hoek van
alle Bandongsehe bergketencn) en aan welks oost-ziüdoostelijke helling de passanggrahan
Tjalantjang, ter hoogte van 3,883 voet is gelegen. De bewoners van Malembong
heeten hetzelve g. Simpai.
Dezen berg, welke in het Gavoetdal overal bekend is onder naam van Sida
kfiling, noemen de inwoners van MalSmbong, welke denzelven van de tegenovergestelde
zijde zion als die van Wanakerta, goenoeng Roejoeng.