
»9»i
Î
-1
II
> : i:
m. ij •f ;
•j îi
s ì »
!
:: -f
1 .'Sì
. . . 'W
. rr-
I
1•! )
1040
l)csluil. küuloii, dat er ihaas ccne minder lievige vulkanische
wcrking bestaat, dat er eene geringere lioeveelheid dampen opslijgl
dan deslijds het geval was.
Naar mijn oordeel, verspreiden de Javaschc kratermeren eenig
liclil Over de iheorie der warme bronnen. Moet toch de zure, met
aluiu bezvvangerde beek: banjoe Paît eene mineraalbron in den
eigenlijken zin des woords worden genoemd en het kratermeer
haar reusachtig bekken, niettegenstaande het zeker is, dat dit
mecr uit mets anders bestaat dan uit nederploiBng van wölken,
en zijno wateruiassa derhalve oumiddellijk van boven uit de
lucht beuedenwaarts is gestroomd, en niet van onderen door
danipen opgeheven is geworden.
Nu rijst de vraag: of de hoeveelheid water, welke het meer
bevatte, beneveiis datgene, hetwelk de vulkanische onweêrregens
uilslortten, voldoende waren om de overstroomingen te veroorzaken,
welke met dè uitbarsting van 1817 gepaard gingen, dan
wel of het water door den Schacht des vulkaans werd uitgebraakt;—^
of derhalve een eigenlijke piiurvulkaan (die van tijd
tot tijd gloeijende lava uitbraakt), ook nu en dan water en
moddei- zou kunnen uitwerpen? •
Vooreerst komt hier in aanmerking, dat slechts bij die
vuurbergen overstroomingen, water- en modder-uitbarstingen
werden waargcnomen, in wief kraters mer en lagen, zoo als
bij de uitbai'stingen van den Tangkoeban praoe in 1846, van
den Galocnggoeng in 1822, van den Jiéloet in 182G en in
1835, en bij die van den Idjèn in 1817, (vergel. bl. 49, 125,
G84, elc.,) terwijl bij andere vulkanen op Java, Avaarin gene
nieren liggen, zoo als b. v. in den Goentoer, die zoo herhaaldelijk
uitbarst, dergelijke verschijnselen nimmer zijn waargenomen,
hoewel overigens de uitgeworpene Stoffen, asch, enz., bij allen
zeer na met elkauder verwant waren, veel overeenkomst met
elkaader hadden.
Opmei'kenswaardig is het, dat de krater vim den Idjèn reeds
gedurcnde 9 dagen zware rookwolken, vergezeld van hevige
onlplorfuigen, had doen opstijgen en eindelijk op den laalsten
dag, namelijk, den 24"'"" Januarij «vuur» had uitgebraakt,
]()41
alvorens op den 25'"" Januarij de overstroomingen plaais
grepen, welke mct sterke aschregens vergezeld gingen; deze
overstroomingen en aschregens hielden 10 dagen lang aan, —
gedurende welken tijd herhaaldelijk uit den krater opwaartsschietende
«vuurslralen))') werden waargenomen, namelijk, tot
aan den 4'''"" Februarij, op welken dag dit alles 2) een einde
nam, behalve de aschregen, welke nog zes dagen langer, derhalve
tot den II""™ Februarij voortduurde.
Op den 11"^™ Februarij hadden nieuwe overstroomingen plaats,
waarbij, wel is waar, voortdurend dikke rookwolken uit den
krater opstegen, maar die noch met ontploJJincjen, noch met
aschregen gepaard gingen en gedurende 8 dagen, dus tot op
den 18'"''" Februarij aanhielden.
Gaat men uit van de veronderstelling, dat de eerst waargenomene
overstroomingen, welke op den 25''"'" plaats hadden,
zijn veroorzaakt geworden door het water van het meer, dat
vöor het plaats grijpen der uitbarsting in den krater werd
gevonden, dan zou hiertegen kunnen aangevoerd worden: dat
reeds 9 dagen vroeger sterke rookwolken uit den krater opstegen,
waardoor het meer w^arschijnlijk den kraterketel moet uitgedreven
zijn geworden.
Uit de berigten, door Leschenault ten opzigte van dezen
vulkaan geleverd, hebben wij echter gezien, dat de bodem des
kraters eene zeer groote uitgestrektheid bezat, — eene middellijn
van 1500 voet, — dat de hevige vulkanische werking zieh destijds
aan de oosizijde des kraters openbaarde, terwijl het meer aan de
tegenover gestelde, d. i. westelijke zijde lag. Het zou derhalve
mogelijk zijn, dat de dampzuil zieh oostwaarts van het meer
een nieuwen doorgang had gebaand, het meer aan de andere
zijde des kraters onaangeroerd had gelaten, totdat op den
' ) Dit kan slechts gloeijende asch zijn geweest, dewijl bij gelegenheid van deze
uitbarsting, noch gesmoltene lava, noch gloeijende steenbrolvken werden uitgeworpen.
Op den ganschen berg heb ik geen enkelen lossen steen gevonden en de lava,
met groote blaasruimten voorzien, welke ik op den bodem der genoemde bocEkloven
hob aangetrofFen, is ongetwijfeld bij gelegonlieid eener vroegerc eruptie iiitgebraakt.
'') Deze ontploffingen werden vele dagreizen ver even duidelijk gehoord als in de
nabijheid des bergs , en waren ongetwijfeld een onderaardsch gedreun.
Ï i
i.