
Batoer naar Wonosobo (op het hoogste punt ongeveer 6,500
voet Hoog) — en die over het Tengger geborgte, van Tosari
naar Wonosari en van Kebo glaga naar Ledok-ombo. De laatstgenoemde
pas bereikt op het hoogste punt 7,800 voet.
In de dalkloof aan gene zijde van den pas stroomt, tusschen
vulkanische rolsteenen, de beek tji Koendoel benedenwaarts;
dezelve Scheidt den Megamendoeng (als voorgebergte keten van
den Panggerango) van den hoogen en vlak geworden voet van
den Gede, waarop, verder zuidwaarts heen, Tjipanas gelegen
is. Aan den oever van de tji Koendoel, iets beneden doch in de
nabijheid der brug, wordt men eenen loodregten, grijskleurigen,
tamelijk gladden wand van ongeveer 40 voet hoogte gewaar,
die slechts uit eene enkele laag verharde vulkanische asch [wadas
door de Soendanezen, padas door de Javanen genoemd) bestaat.
Deze asch, welke overigens in den omtrek van den Gede slechts
zeldzaam wordt aangetrofFen, vond hier in deze enge kloof
eene zeer geschikte gelegenheid om zieh op te hoopen en spoelde
(bij eene vorige uitbarsting) waarschijnlijk met het water der
tji Koendoel, welke in de kraterkloof entspringt, als modder
benedenwaarts. — Daar wij aan het poststation een versch voorspan
van Tjandjoersche paarden hadden bekomen, werd dat
gedeelte van den weg, hetwelk op een geringen afstand van het
oostehjke voorgebergte van den Gede heenloopt en zieh eindelijk
in romantische bogten aan den binnenwaarts gelegen voet
van dit voorgebergte aansluit, zeer snel afgelegd. AI de afzonderlijke
toppen van dit gebergte hebben hunnen bijzonderen
naam (goenoeng Peser, g. Rasamala, g. Tjipanas, enz.);
het gebergte zelf echter vormt, uit een geologisch oogpunt beschouwd,
slechts een geheel, en bestaat uit eene dwars loopende
rij van aaneengeschakelde heuvelen, tegen wier binnenwaarts
gelegen voet de zieh breed uitstrekkende lava-stroomen van den
Gede (het hoogland Tjipanas), — die hier bijna vlak geworden
••) Blokken uit eigenlijken Trachiet, uit Phonolith on uit menigvuldigo soorten van
trachiet-lava bestaande, die door de beweging in het water zijn afgerond , zullon \Yij
met dezen algemeenen naam (rulkanische rolsteenen) bestempeleii.
zijn en slechts eene geringe glooijing bezitten, — in eene regte
lijn aanloopen. Ten SVa uur kwamen wij reeds te Tjandjoer aan.
Banclong, den Augustus.
Reeds vroeg in den morgen van den zetteden wij onzen
togt verder oostwaarts voor. — De vlakte van Tjandjoer is de
verwijde en zieh breeder uitstrekkende voet van den kegelberg
Gede; zij daalt bijna overal in eene divergerende rigting van
het middenpunt van den vulkaan benedenwaarts. De streken,
welke ten zuiden van Tjandjoer gelegen zijn, dalen in eene
zuidoostelijke rigting tot aan den voet van de noordelijke keten
van het Djampang (Kendeng) gebergte, terwijl de streken,
welke ten oosten van Tjandjoer zijn gelegen en door welke de
postweg loopt, met eene zachte en gelijkmatige glooijing tot
aan den oever der tji Sokan naar het oosten afdalen; deze beek,
welke in het (reeds iets meer zuidwaarts geeindigde) Kendeng
gebergte is ontsprongen, doorsnijdt het nu vlak geworden land
in de rigting van het zuiden naar het noorden.
De zachte en gelijkmatige glooijing dezer vlakte, welke van
Tjandjoer (1,450 par. voet boven de oppervlakte der zee) tot
aan den oever der tji Sokan (866'), op een afstand van 8 geographische
minuten(of 2 geographische mijlen), slechts 584 voet
bedraagt, is bijzonder tot den rijstbouw in sawa's geschikt, en
werkelijk zien wij dezelve ook grootendeels tot op eene aanmerkelijke
hoogte aan de helling van den Gede ten deele ni
reeds groene, ten deele in pas met water bedekte terrassen herschapen,
tusschen welke zieh de kleine, scherp begrensde en
meestal een ronden vorm hebbende boschjes van vruchtboomen
als oasen (of als donkere vlekken op een heldergroen en zilverblank
gekleurd tapijt) hier en daar verhelfen. Wie toch, die
reeds sedert langen tijd ongewoon is geraakt aan het gezigt van
daken en torenspitsen van een Europeesch landschap, weet met
dat deze boschjes Javasche dorpen zijn en dat onder het bladerengewelf
dier vruchtboomen, waar boven zieh de toppen der Kokospalmen
verheffen, duizenden van tevreden bewoners leven in hutten
van bamboesriet, waarmedezij hunne kleine boschjes omzoomen?