
J V '
Li
It I N I I O U D
t i
f i i
Uli
^ i'is
VAN HET DJSEDE HOOFDSTUK DEB TWEEDE AEDEELING.
I. Da Vulkanen der overige eilanden van den Indischen archipel, uityenomen die,
welke op Java voorkomen, benevens hunne uitharstingen.
Hierop volgeu de verschijnseleu, welke met de Vulkanen in een genotisch
vorband staan, namelijk:
II. Gas-bronnen: 1° van koolzuur ("mofeten, stikgrotten), — 2° van koolstofhoudend
waterstofgas (natuurlijke vuren), — 3° van gemengde gas-soorten (moddevhcuvels,
waaruit zieh gas ontwikkelt, salsen, moddervulkanen).
III. Bronnen van druiphare vloeistoffen ; 1° van aardolie, — 2° van warme en minerale
wateren; — 3° aluinmeren en zure, aluin bevattende beken.
IV. Aardbevingen in iTederlandsch Indie en bare gesebiedenis.
V. Yerzakkingen. Het verzakken van deelen der bovenste aardkorst beneden bet
niveau der omringende streken, ten gevolge van vulkanische werkingen.
VI. Opheffing van deelen der aardoppervlakte door vulkanische krachten. Het opstijgen
van nieuwe bergen en rotsen. Hooger-rijzing der zuidkust van Java door
langzame opbeffing, welke verraoedelijk nog beden voortduurt.
Ten opzigte van een tal van andere versebijnselen en gebeurtenissen, welke invloed
nitoefenen op de vorming en vervorming van de oppervlakte der aarde, maar die niet
•Vapa vulkanischen aard zijn, als: overstroomingen, bergstortingen, alluviaal-vormingen,
enz., vergelijke de lezer bet derde hooidstuk der derde Cneptunisebe) afdeeling
van dit werk.
ifin
|ä«i
M Wi
A.
r h (
VI
4
.i i
kä ?I
fS-.
Iii
I i