
ì
jt; t.
I î
weder eindigt lietzelve op een grooten aistand van de vulkauen
ea vomit liet steile muren, wier wanden naar de vuurbergen
zijn gekeerd. Vele vulkanen, gelijk onder anderen de Tangkoeban
praoe, zijn ter wederzijde, aan den noorder- en aan
den zuiderkant, door dergelijke neptunische muren ingesloten;
met anderen is zulks slechts aan eenen kant hat geval, gelijk
bij den Merapi aan zijne zuidelijke zijde., Alhier rijst de oppervlakte
der tertiaire formatie (vergelijk Merapi Figuur 15, II.
p. 575) van het zuiderstrand af, over eene uitgestrektheid van
verscheidene dagreizen ver, allengskens hooger en eindigt zij
eensklaps, ter plaatse waar zij hare grootste hoogte heeft bereikt,
in terrasvormige, steile muren, waaraan men de afgebrokene
thon-, mergel- en zandsteenbanken ontbloot ziet. Wil men deze
muren de verheffingski-aters der vulkanen heeten, dan worden
zij te regt aldus genoemd, want zij zijn de breukrand der opgehevene
tertiaire formatie, aan welker voet de vulkanische
bodem aanvangt. Maar alsdan kan de groote vulkaan, welke
op een afstand van 5 à 5 geographische mijlen van deze
muren opwaarts rijst, slechts een eruptie-kegel zijn, niettegenstaande
zijn krater, gelijk die des Têngger, eene mxddellijn van
eene geographische mijl hebben en op zijne beurt wederom met
eruptie-kegels van jongere dagteekening, die zieh tot 1,000 voet
hoog verheilen, vervuld zijn kan. De juistheid dezer beschouwing
is aan geen twijfel onderhevig, want de vulkanen zijn
aan de binnenzijde dezer breukranden opgestegen, zij hebben
de tusschenkloof met hunne voortbrengselen gevuld en deze in
eene vlakte herschapen. De lava-stroomen, door de vulkanen
uitgebraakt, vloten tegen die muren aan, moesten daar ter
plaatse noodzakelijkerwijze vs^orden opgestuwd, moesten zieh in
eene horizontale rigting uitbreiden en meer of min uitgestrekte
platten, — hoogvlakten, — vormen. Een dergelijk plateau is
het hoogland van Segala herang (1. c), welks bouw, uit horizontale
banken van basaltachtige lava, zieh ten duidelijkste in verscheidene
beekbeddingen laat ontwaren. Ter plaatse waar eene
dwarskloof in den neptunischen muur aanwezig was, daar
stroomde de lava verre buiten de grenzen des vulkaans en bedekte
' H i i r
ÉÊm S
1125
zij het tertiaire land, zoo als b. v. door de kloof der tji Asaiu
(II. bladz. 57.) en door de kloof van de Tadjom (II. bladz. 180.)
het geval was.
De verheffingsranden zijn overal in eene regte lijn uitgestrekt^
wel vormen zij binnenwaarts gekeerde bogten, springen zij met
scherpe hoeken voorwaarts, maar nimmer zijn zij kringvormig
gelijk de kraters, die op de kruinen der kegelbergen, op een
lijnregtên afstand van 5 à 5, ja, meer geographische mijlen
van de neptunische randen, worden gevonden.
Uit deze onderlinge verhouding volgt: dat het neptunische
gebergte ouder is dan de vulkanen en waarschijnlijk bij hun
ontstaan opgeheven werd. Het meerendeel der warme bronnen
op Java ontspringt aan den voet der neptunische breukranden,
d. i. aan de grenzen der neptunische en vulkanische
formatie.
Indien nu de vulkanische kegels, d. i. de mantelvormige
trachiet-banken, welke in de kratermuren eindigen, waren
ontstaan ten gevolge eener opheÛîng van vroeger horizontaal
gerigte lagen, zoo zouden, als een noodzakelijk gevolg hiervan,
deelen der tertiaire formatie op gelijke wijze mede zijn opgeheven
geworden, en hier en daar aan de hellingen der kegels, •—
al wäre zulks slechts het geval geweest met enkele brokstukken
ofschotsen, — zijn blijven hggen. Uithoofde der algemeene verbreiding
der tertiaire formatie op Java, — welke formatie de
vulkanische kegels moesten doorbreken, ten einde aan de oppervlakte
te voorschijn te kunnen komen, — was dç gelegenheid
hiertoe op dit eiland gunstiger dan misschien ergens ter wereld.
Nergens echter, over de gansche oppervlakte van het eiland,
wordt eenig spoor van neptunisch gesteente op de hellingen der
kegelbergen aangetroiFen. Gelijk wij vroeger reeds hebben doen
opmerken, eindigen de neptunische gesteenten overal aan den
voet der vulkanen, ja, menigwerf op een aanmerkelijken afstand
van dezelven, alwaar zij in den regel steile wanden vormen,
welke näar de zijden der kegels zijn gerigt.
Hieruit kom ik tot het besluit: dat aile kraters op Java, de
groolsten niet uitgezonderd, slechts uilbarstings-kraters kunnen
'ïtir
-»h;
L