
.1' 1
904
glasachtige speldspaath- (riakolilh-) kristallen, in eeae schijnbaar
gelijkvormige felsit-grondrnassa, wellie op de breuk fijnbladerig,
splinterig is, kotnen "veelviildig voor; daarenboven bevatten
deze gesteenten gewoonlijk hornblende-kristallen, welke echter
kleiner zijn dan de -vorigen, een lang gerekten vorm, met
scherp geteekende grenslijnen bezitten en immer eene gitzwarte
kleur liebben 5 de afwisseling in de verhouding, welke in deze
kristallen met betrekking tot hun aantal, grootte en groepering
wordt waargenomen, zoo mede ten opzigte van de verschillende
kleur der grondmassa, welke veelal witachtig grijs of blaauwachtig
grijs is, brengt die oneindige verscheidenbeid in de varieteiten
dezer trachiet-soort, dezer al-oude of oorspronkelijke
lava, teweeg; slechts somwijlen bevat dezelve nog andere, niet
tot het wezenlijke zamenstel behoorende zelfstandiglieden, als:
magneetijzer en ijzerkies. Glimmer heb ik slechts enkele malen
daarin aangetroffen, b. v. in een platvormig stuk trachiet, in
de nabijheid van Buitenzorg; overigens komt het daarin niet voor;
somtijds vindt men er olivien en bronziet in.
Werkelijke augiet-kristallen heb ili slechts eene enkele maal
in duidelijken, schoonen vorm, namelijk, op den Merapi aangetroffen;
het waren achtzijdige zuilen, waarvan de meesten 1 duim,
enkelen 5 daim lang, bij 1 duim breed waren. (Zie Hoofdstuk I.,
bladz. 392 en L. n" 185. (Bat. n» 108.) der verzameling.)
Twee lava-lagen, geheel en al tusschen losse, uitgeworpene
massa's ingeschoven en eenige honderd voet beneden den rand
des kraters aan den wand zigtbaar, waren op gelijke wijze
geribd en in langwerpig vierkante stukken (parallelopipeda)
gespleten als de lava-bank, welke op de oppervlakte is gelegen
en zoo even door ons is beschouwd geworden; uithoofde van
de ontoegankelijkheid der plaats, was het ons onmogelijk dezelven
naauwkeuriger te onderzoeken. Op enkele plaatsen verdwenen
dezelven uit het oog, — waren zij verbroken, — om elders
weder duidelijk te voorschijn te treden; ten gevolge van harc
gelijke dikte en hoogte scheuen zij de voortzetting te zijn der
vroeger vermelde strepen. Hoogstens strckten zij zieh over een
Vierde gedeelte van den kringvormigen wand uit, waarop zij f 1!
i