
7-2()
821',° len ooslen van hier) wordt begrerisd, zoo is zulks insgelijkshet
geval ten opzigte van den noordoostelijken voet, inhet
noorden 30^ ten oosten van hier, door eene dergelijke kloof,
waarin de kali Sibaloe entspringt. Tusschen deze beide kloven
breidt zieh de zacht glooijende helling van den bergwrong uit,
M-aardoor derhalve de Oro-oro vlakte aan hare noord-oostelijke
zijde wordt begrensd, terwijl de voormahge kratermuur, of de
bergnok, welke ons tot standpunt dient, in een wijden halven
kringomhare westehjke en znidwestelijke zijden heenloopt. »)
Van de Sibaloekloof, aan den noordwestehjken voet van den
goenoeng Tjémoro kéndèng (in het noorden 30^ ten oosten
van hier), tot aan den voet van het noordelijke uiteinde van den
kratermuur (in het noorden 11° ten westen van deze plaats),
is de Oro-vlakte noch door eenen muur, noch door eenen berg
begrensd, maar loopt dezelve aldaar uit in een eenigzins verhoogden
rand, welke dwars, bijna regtstreeks oost en west,
van het eene tot aan het andere der straks genoemde punten
loopt. Met eene zachte glooijing stijgt de vlakte allengskens
opwaartsnaar dezen rand,waarop hieren daar eenige verstrooid
staande Casuarina's groeijen, en daalt vervolgens naar de noordzijde
eensklaps en in een enkel terras benedenwaarts.
Binnen deze zoo even geschetste omtrekken, ligt, — als uitmakende
den voormaligen kraterbodem, — de vlakte Oro-oro. Van
dezehoogte gezien, doet zij zieh tamelijk glad voor en ontwaart
men slechts weinige oneffenheden des bodems. Brie kleine beekkloven
nemen echter hären oorsprong in dezelve: 1" eene derzelven
entspringt ongeveer in het midden der Oro-oro vlakte,
ter plaatse waar, aan de regterzijde (in het noorden 31° ten
oosten), eenenkele, onde Tjémoro-boomstaat, loopt vervolgens
in de rigting van noord 30° ten oosten voort tot aan den linkervoet
van den goenoeng Tjémoro kéndéng, alwaar zij bekend
is onder den naam van kali Sibaloe. Op eene plaats in deze
kleine kloof of vore (in het noorden 28° ten oosten) is het
») Van de zijde van Malang kan slechts deze goenoeng Tjémoro kéndéng waar-
Kcnomen worden, achter welken de kratermuur (uitgenomen zijn oostelijkste uiteinde)
verborgen ligt.
! f
¡fit;
7 2 1
water tot een poel te zamen geloopen: in dezell'de rigling als
deze kloof, daalt (doch zeer zacht en van lieverlede) het grootste
gedeelte van de oppervlakte van het Oro-oro plat benedenwaarts.
2". Tusschen de zuid-zuidoostelijkste (hoogste) Streek van het
Oro-oro platen den voet van den kratermuur, welke hetzelve
begrenst, loopt degedurig dieper wordende kloof benedenwaarts,
waarin de kali Mitro entspringt in het bovengedeelte loopen
eenige ketelvormige verzakkingen als nevenkloven in dezelve uit,
en beneden vereenigt zieh met haar: 3» eene zeer körte kloof,
tusschen den binnen waar (s gekeerden voet van den goenoeng
Tjemoro kendeng en de Oro-oro vlakte. De Mitrokloof stört zieh
vervolgens faanvankelijk diep in den vorm eener spieet) längs de
oostelijke helling des bergs benedenwaarts, terwijl die der Sibaloe
längs de noord-noordoostelijke helling afdaalt.
Op twee plaatsen der Oro-oro vlakte (vergelijk de situatieschets
ICawt Figvur 6) bemerkt men vierkante, regelmatig gevormde,
door muren, tot zekere hoogte, omringde ruimten, welke in eene
aaneengeschakelde rij op elkander volgen en die, even als gindsche
op den kratermuur zieh bevindende ruimten, door ingangen
in den vorm van deuren met elkander verbonden zijn.
Uitgenomen een klein middenplekje, hetwelk slechts een
diameter van ongeveer 100' heeft, en geheel en al kaal is (in het
noorden 50° ten oosten van deze plaats) is de Oro-vlakte met gras
begroeid, maar van alle geboomte ontbloot. Meer bleekgrijs dan
groen gekleurd, ligt deze vlakte daar eenzaam, slechts een lustperk
voor herten. De dorheid van dit kleine, in het midden gelegene
plekje, waar geen gras tiert, herinnert aan dergelijke plaatsen
op andere gebergten van Java (op den Telagabodas, den Wilis,
den Dieng) waar mofeten worden gevonden en waar het tieren
van planten door het uit den bodem opstijgende koolzuurgas
wordt verhinderd ; misschien was ook deze plaats eenmaal, of is
zij thans nog periodiek eene dergelijke mofete. i)
Hoofdzakelijk zijn het de bossen of eilanden der Festuca nubigena,
welke (even als zij den ganschen westelijken kratermuur)
') Den volgenden dag was geen"spoor van opstijgende gassoortcn te dezcr plants
to bespeuren.
I
i a
: iH 3
r
• ii
^^ il •-i-, . J
" .1
fi- i